Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Alençon (graven en hertogen van)

betekenis & definitie

een tak van het huis van Valois, van hetwelk de stamheer was Charles (Karel) van Valois, derde zoon van koning Filips III, bijgenaamd de Stoute. De prinsen van dezen tak zijn :

1) Charles I, die tot graaf van A. werd verheven 1285; gest. 1325.
2) Charles II (1325—1346), broeder van Filips van Valois; hij sneuvelde in den slag van Crécy.
3) Pierre, 1346 tot 1404.
4) Jean I (1404—1415), ten wiens behoeve het graafschap A. in 1414 tot een hertogdom en pairschaps-heerlijkheid werd verheven.
5) Jean II (1415—1474), die, na Karel VII verraden en met de Engelschen onderhandeld te hebben, door het hof der pairs werd veroordeeld (1458),doch in zooverre gratie verkreeg, dat hij van het ondergaan van de doodstraf verschoond bleef.
6) René (1474 —1492), die van al zijne bezittingen beroofd en in eene ijzeren kooi opgesloten werd door Lodewijk XI.
7) Charles III (1492—1525), die, door zijn lafhartig gedrag, een der voornaamste oorzaken was, dat de slag van Pavia werd verloren; met hem is het geslacht der hertogen van A. uitgestorven. Het hertogdom A. werd later geschonken aan den vierden zoon van Hendrik II en van Catharina de Medicis, die naderhand den titel aannam van hertog van Anjou en ook in de geschiedenis der Nederlanden een oogenblik voorkomt. Zie ANJOU.

< >