Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Filips

betekenis & definitie

of Philippus, onder dezen naam komen in de geschiedenis een aantal personen voor. Wat betreft eenige Macedoniërs, Grieken, Romeinen, Syriérs, heiligen der roomsch-kath.

Kerk, enz., die zoeke men op het art. PHILIPPUS; de overige laten wij hier volgen:I. Koningen van Frankrijk en Hertogen van Burgundië.

I, koning van Frankrijk, zoon van Hendrik I, was nauwlijks acht jaren oud toen hij (1060) zijnen vader opvolgde, onder voogdij van Boudewijn, graaf van Vlaanderen. Bij den dood van Boudewijn (1067) wilde hij zich doen gelden in de oorlogen, die ontstonden wegens de erfopvolging in Vlaanderen ; doch Robert de Fries bracht hem de nederlaag toe. Gelukkiger was hij in het verdedigen van den hertog van Bretagne tegen Willem den Veroveraar, die door hem genoodzaakt werd het beleg van Dol op te breken. In 1094 werd F. door den paus in den ban gedaan, omdat hij zijne wettige vrouw Bertha verstooten had, en in het huwelijk was getreden met Bertrade, die reeds gehuwd was met den graaf van Anjon. Tien jaren lang bleef F. aldus afgesneden van de kerkelijke gemeenschap, hetgeen vele gemoederen van hem vervreemdde en oorzaak was van menigen opstand tegen zijn gezag ; wel gelukte het hem al die opstanden te dempen, doch zijn gezag was door een en ander derwijze verzwakt, dat hij het raadzaam vond zijnen zoon Lodewijk den Dikke deel te laten nemen aan het bewind. Hij stierf 1108. Hij hechtte het landschap Gatinais aan de kroon, waarvan Fulco IV van Anjou afstand deed 1068, het landschap Vexin, dat 1082 aan de kroon verviel, en het vicomté Bourges, dat hij aankocht in 1100.

II (bijgenaamd Augustus, omdat hij in die maand geboren was), zoon van Lodewijk VII, was vijftien jaren oud toen hij (1180) zijnen vader opvolgde op den troon. Hij vermaagschapte zich met het bloed van Karel den Groote, door zijn huwelijk met Izabella van Henegouwen, die hem het graafschap Artois aanbracht; hij vulde zijne schatkist door wreedaardige vervolgingen tegen de Joden ; en hij voerde met veel krijgsbeleid en goed geluk oorlog tegen eenige machtige vasallen, o. a. tegen den graaf van Vlaanderen en den hertog van Burgundië. Vervolgens maakte hij aanspraak op het landschap Vexin, dat door huwelijk in het bezit was geraakt van Engeland ; en in den strijd, dien hij te dier zake tegen Hendrik II voerde, wist hij het voordeel aan zijne zijde te brengen, doordien hij de zonen van Engeland's koning opzette tegen hunnen vader. Na den dood van Hendrik II (1189) verbond hij zich ten nauwste met Richard Leeuwenhart, met wien hij den derden kruistocht ondernam, ten einde Jeruzalem te ontweldigen aan Saladijn. Doch toen de beide koningen Sicilië bereikt hadden, geraakten zij in hevige onmin met elkander; hetgeen echter niet belette, dat F. medetoog naar Azië, en roemrijk deelnam aan de verovering van St.-Jean-d’Acre (II9I); hij keerde echter spoedig naar Frankrijk terug, waar hij vijanden aanwierf tegen Richard; en alleen door den invloed van den paus werd hij weerhouden reeds bij Richard’s afwezigheid eenen vijandelijken aanslag te doen op diens grondgebied. Zoodra Richard terug was, brak de oorlog uit tusschen de beide koningen; doch zoo lang Richard Leeuwenhart leefde behaalde F. geen groote voordeelen; na diens dood evenwel (1199) zag F. zich in staat, om met meer kracht op te treden tegen Jan zonder Land. Hij wierp zich eerst op als verdediger van Arthur van Bretagne, neef van Engeland’s koning; en toen die prins vermoord was geworden, dagvaardde hij koning Jan zonder Land om zich wegens dien moord te komen verantwoorden (1203). Toen deze dagvaarding werd beantwoord met eene weigering, liet hij den engelschen koning veroordeelen door de kamer der pairs, en ontnam hem daarop al de leengoederen, die hij in Frankrijk bezat (Normandijë, Maine, Touraine, Anjou, Poitou). Daarop keerde hij zijne wapenen tegen den hertog van Vlaanderen; in dezen nieuwen oorlog had hij, behalve dien hertog, tevens Jan zonder Land en keizer Otto IV tegen zich. Op die drie tegenstanders won hij 27 Juli 1204 den slag van Bouvines, waardoor hij meester bleef van al zijne veroveringen, en tevens een groot overwicht erlangde op al de vorsten van Europa. Van dat tijdstip af regeerde hij vreedzaam, en nam slechts weinig deel aan den kruistocht tegen de Albigenzen. Hij stierf 1228. Deze koning had het Archief van Frankrijk opgericht, de Universiteit van Parijs beschermd, goede burgerlijke wetten uitgevaardigd, in 1189 de landweer ingesteld, bekend onder den naam van Ribauds, den handel aangemoedigd, Parijs versterkt en verfraaid, en in die stad de eerste geplaveide straten laten leggen. In 1199 was F. door den paus in den ban gedaan, omdat hij zijne vrouw Ingelborg verstooten had, ten einde te trouwen met Agnes de Méranie; in 1201 echter, toen hij zijne eerste vrouw teruggenomen had, werd de pauselijke banvloek opgeheven.

III, bijgenaamd de Statie, zoon van Lodewijk IX, had met zijnen vader den laatsten kruistocht medegemaakt; hij volgde hem op in 1270, sloot toen ten spoedigste vrede met den vorst van Tunis, en keerde in allerijl terug naar Frankrijk. Hij erfde de graafschappen Valois, Poitou, Auvergne en Toulouse. Hij deed zijne macht gevoelen aan den graaf van Foix, Roger-Bernard 111, die hem niet als leenheer wilde erkennen; en bij den dood van Hendrik, koning van Navarre (1274), noodzaakte hij de Navarreezen zich te onderwerpen aan het gezag van Johanna, hunne jonge koningin, die hij verloofd had met zijnen zoon Filips; doch te vergeefs poogde hij de infanten van La Cerda op den troon van Castilié te plaatsen. Na den moord, die bekend is onder den naam van Siciliaansche Vespers (1282), beoorloogde hij Peter III, koning van Aragonië, en ontweldigde hem Elne, den pas van l’Ecluse, en Girone; maar hij deed eene ziekte op, waaraan hij 1285 stierf te Perpignan. Deze koning had zeer veel huiselijke verdrietelijkheden gehad. Pierre Labrosse, zijn gunsteling, was opgehangen omdat hij koningin Maria had beschuldigd van den dood van Lodewijk, 's konings zoon. In 1273 had F. III, ten behoeve van den Heiligen Stoel, afstand gedaan van het graafschap Venaissin.

IV, bijgenaamd de Schoone, zoon van Filips III, was zeventien jaren oud toen hij zijnen vader opvolgde (1285). In 1291 bracht hij den oorlog met Aragonië ten einde, bij het verdrag van Tarascon; doch wikkelde zich reeds spoedig op nieuw in krijg met Eduard I, koning van Engeland, die tot bondgenoot nam Guido van Dampierre, graaf van Vlaanderen; de overwinningen bij Furnes en Comines, en de inname van Brugge, leidden tot eene wapenschorsing met Guido van Dampierre, en vergemakkelijkten het sluiten van het verdrag van Montreuil, waarbij Eduard I zijnen zoon Eduard verloofde met lzabella, dochter van den koning van Frankrijk (1299); te gelijk trok F. IV het graafschap Vlaanderen aan de kroon. Omstreeks dien tijd had hij een hoogloopend geschil met paus Bonifacius VIII, die de wereldlijke macht ondergeschikt wilde maken aan het geestelijk gezag, in dier voege, dat alle vorsten den paus moesten erkennen als hunnen leenheer. Nadat de paus verscheidene buis tegen F. IV had uitgevaardigd (Clericis laicos, 1296; Salvador mun/ü, 1300; Ausculta fili, 1301), zonder daarmede iets te hebben uitgewerkt, deed hij den koning in den ban, en sneed diens rijk van de kerkelijke gemeenschap af. F. IV beantwoordde dit op eene weinig bevredigende manier: hij liet, namelijk, de bul Ausculta ftli op rechterlijk gezag verbranden, en riep 1302 de Statengeneraal bijeen (de eerste die men in Frankrijk heeft zien vergaderen), en deed hen de belofte afleggen, dat zij de onafhankelijkheid der kroon zouden verdedigen tegen welke macht het ook ware. Bij deze verwikkelingen met den Stoel van Rome kwam nog, dat de Vlamingen, door de dwingelandij van hunnen stadhouder Chatillon tot het uiterste gebracht, in opstand waren gekomen en de fransche troepen hadden verslagen bij Kortrijk (1302); doch met hen sloot F. IV eene wapenschorsing, ten einde de handen ruim te hebben tegen den paus, die nu door hem beschuldigd werd van ketterij en verscheidene misdaden, weshalve F. IV verlangde, dat er een concilie zou worden gehouden, om uitspraak te doen tusschen hem en Bonifacius VIII, die hem daarop ten tweeden male in den ban deed. Nu verloor F. IV alle geduld, zond eene legermacht naar Italië, en liet den paus in hechtenis nemen. Vervolgens rukte hij op tegen de Vlamingen, bracht hun de nederlaag toe in den slag bij Mons-en-Puelle (1304), en bewilligde hun toen eenen eervollen vrede. Inmiddels was Bonifacius VIII, ten gevolge van de mishandelingen, bij zijne gevangenneming ondervonden, ziek geworden en gestorven (1303) en opgevolgd door Benedictus XI, die de buis van zijnen voorganger tegen Frankrijk’s koning ophief, doch reeds kort daarna stierf (1304). Nu bewerkte F. IV, dat er een Franschman (Bertrand de Got) tot paus verkoren werd; deze nam den naam Clemens V aan, vestigde zich te Avignon, en liet zich door F. IV gebruiken, om de nagedachtenis van Bonifacius VIII te veroordeelen en de orde der Tempelheeren op te heffen (1312), waardoor F. IV meester werd van de rijke bezittingen dier orde, terwijl hij de voornaamste leden en den grootmeester Jacques Molay den dood deed ondergaan op den brandstapel. Kort daarna (Nov. 1314) stierf F. IV. Hij had het allooi der muntspeciën gewijzigd, waarom hij door het volk spottenderwijs ,,de valsche munter" genoemd

werd; altijd gebrek aan geld hebbende, had hij de Joden doen vervolgen, privilegiën verkocht aan de gemeenten, en brieven van adeldom aan ieder, die er slechts voor betalen wilde. Door zijn huwelijk met koningin Johanna was hij ook koning van Navarre geworden; buitendien vergrootte hij zijn rijk met fransch Vlaanderen, de diocese Viviers, het landschap Quercy en de stad Lyon.

V, bijgenaamd de Lange, zoon van Filips IV, werd bij den dood van zijnen broeder (Lodewijk X), die eene zwangere weduwe naliet, met het regentschap bekleed. Toen de koningin-weduwe (dementia van Hongarije) vervolgens een dood kind ter wereld bracht, werd F. als koning uitgeroepen, in weerwil van de tegenkanting van verscheidene prinsen van den bloede, die Johanna van Navarre, dochter van Lodewijk X, op den troon wilden plaatsen. Door de Staten-generaal werd F. intusschen als koning erkend. In 1320 sloot hij voor goed vrede met de Vlamingen, en wijdde zich toen geheel en al aan het binnenlandsch bestuur, dat echter schandelijk ontsierd werd doordien hij vrij spel liet aan de Inquisitie om de ketters in het zuiden van Frankrijk te vervolgen, en door de wreedheden, waaraan hij zich schuldig maakte tegen de Joden en de lijders aan melaatschheid Hij stierf in 1322, en werd opgevolgd door zijnen broeder Karel IV, met wien 1328 het mannelijk oir der Capetingers uitstierf.

VI, genaamd van Valois, het hoofd van den koninklijken tak der Valois, was de zoon van Karel van Valois (den broeder van Filips IV) en kleinzoon van Filips III; bij den dood van Karel IV, die eene zwangere weduwe naliet, werd hij met 't regentschap bekleed, en toen de koningin-weduwe eene dochter ter wereld bracht, werd F. ais koning uitgeroepen (1328), in weerwil van het verzet van Eduard III, koning van Engeland, die aanspraak maakte op den troon van Frankrijk, daar zijne moeder Izabella eene dochter was van Filips IV. Door F. VI werd Navarre teruggegeven aan prinses Johanna, terwijl de landschappen Brie en Champagne door hem aan de kroon werden getrokken. Te hulp geroepen door Lodewijk I, graaf van Vlaanderen, die door zijne onderdanen weggejaagd was, behaalde F. VI op de Vlamingen de overwinning bij Cassel (23 Aug. 1328), waardoor ze tot onderwerping werden gebracht. Tien jaren later brak de befaamde Honderdjarige oorlog uit (1339), dewijl Eduard III van Engeland zijne bescherming verleende aan Robert van Artois, die door de pairs van Frankrijk was veroordeeld. Eduard III trad in bondgenootschap met Jacob van Artevelde, het hoofd der democratische partij in VJaanderen, en met keizer Lodewijk, nam den titel en de wapens aan van koning van Frankrijk, en deed eene landing in de Nederlanden. De zeeslag bij Sluis (1340), die voor de Franschen zeer slecht afliep, had een tweejarig bestand ten gevolge. Doordien F. VI de rechten van Karel van Blois op het hertogdom Bretagne verdedigde, terwijl Eduard III die van den graaf van Montfort voorstond, brak de oorlog op nieuw uit, en nogmaals ten nadeele van Frankrijk. Eduard III deed eene landing in Normandijë, verwoestte het land tot in de omstreken van Parijs, en bevocht de overwinning bij Crécy (26 Aug. 1346); hij belegerde en veroverde Calais (1347), en stond nu aan F. VI een wapenstilstand voor zes jaren toe. Eer de vijandelijkheden hervat werden, stierf F. VI (22 Aug. 1350), en werd opgevolgd door zijnen zoon Jan den Goede. Onder de regeering van F. VI werd Frankrijk geteisterd door de pest (de zoogenaamde Pest van Florence), en uitgemergeld door drukkende belastingen. Overigens vergrootte hij zijn grondgebied 1349 met het landschap Dauphiné, waarnaar de oudste zoon der fransche koningen sedert den titel van dauphin voerde; hij kocht het eiland Majorca, en trok Anjou en Maine aan de kroon. Na den dood van zijne eerste vrouw, die hem twee zonen naliet, was hij 1349, dus kort voor zijnen dood, hertrouwd met Blanca van Navarre.