Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Alemannen

betekenis & definitie

d. i., Duitschers, heetten de germaansche volken, die omstreeks den tijd van Marcus Aurelius eenen bond hadden gesloten, zamengesteld uit de volken, die de beide oevers van den Rijn bewoonden, voornamelijk van zijnen oorsprong af tot aan den Main. Zij hadden verscheidene oorlogen tegen de Romeinen te doorstaan.

Caracalla kon hen niet ten onder brengen, doch nam niettemin na zijn eerste gevecht met hen (213), waarin hij zich beroemde overwinnaar te zijn gebleven, den titel aan van Alemannicus. Zij werden verslagen door Claudins den Goth (270), en door Julianus (355 en 360). Zij deden derhalve pogingen om zich in Gallië te vestigen, en werden voor goed afgeslagen door Clovis, die hen overwon in den slag van Tolbiac (496). Na verscheidene malen van woonplaats veranderd te zijn, sloten de Alemannen zich aan bij de Sueven, met welke men hen wel eens verwart, en zetteden zich eindelijk neder in de landen, welke naderhand Zwaben, Zwitserland en de Elzas genoemd zijn, en vormden de kern van het groote rijk, dat naar hen den naam ontving van Alemannia (Duitschland).

< >