naam van eene plebeische familie in Rome, van welke de volgende leden inzonderheid vermelding Verdienen:
1) C. A. Cotta, streed als romeinsch veldheer tegen de Carthagers in den eersten punischen oorlog; was consul 252 v. Chr., veroverde Lipara, werd 248 nogmaals consul, en oorloogde andermaal in Sicilië. Hij onderscheidde zich door het handhaven van eene strenge krijgstucht.
2) M. A. Cotta, bekleedde verscheidene ambten gedurende den tweeden punischen oorlog, en was gezant van Rome bij koning Philippus van Macedonië ; hij stierf 201 v. Chr.
3) C. A. Cotta, voerde als consul in 200 v. Chr. een romeinsch leger aan tegen de in Opper-Italié wonende Galliërs, zonder daarmede veel roem in te oogsten, doordien de pretor Furius den vijand reeds vóór de aankomst van den consul verslagen had.
4) L. A. Colta, een tribuun, die in een zeer kwaden naam stond, en 154 v. Chr. gevaar liep onder zware beschuldigingen door zijne ambtgenooten in regten te worden betrokken; consul 144 v. Chr., wenschte hij zich het bevel te zien opdragen over de troepen, die tegen Viriathus werden afgezonden, hetgeen Scipio "Emilianus echter verhinderde, door op Cotta’s hebzucht opmerkzaam te maken. Van eene door Scipio tegen hem ingeleverde aanklagt sprak de senaat hem vrij.
5) L. A. Cotta, consul 119 v. Chr., verlangde van den senaat, dat deze den tribuun Marius over eene wet over het stemmen in de comitien ter verantwoording zou roepen; toen Marius echter dreigde hem in hechtenis te zullen laten nemen, trok hij de aanklagt in.
6) L. A. Cotta, als redenaar gelaakt om zijne grofheden tegen Cicero, was tribuun 95 v. Chr.
7) C. A. Cotta, ging anno 91 v. Chr. na de vermoording van zijnen vriend Livius Drusus, in ballingschap, toen er een onderzoek bevolen werd tegen al degenen, die de bondgenooten op eenigerlei wijs ondersteund hadden; eerst in 82 keerde hij terug. In 75 v. Chr. consul, ging hij na afloop van zijn ambtsjaar als proconsul naar Gallië, waar hij 74 v. Chr. stierf.Cicero roemt hem als redenaar.
8) M. A. Cotta, broeder van den vorige, voerde onder Lucullusin 74 v.Chr. bevel in Bithynië tegen Mithridates, door wien hij bij Chalcedon te water en te land geslagen werd. Na zijnen terugkeer leverde hij eene aanklagt tegen zijnen questor Oppius in wegens omkooping, waartegen deze door Cicero werd verdedigd, terwijl Cotta later zelf werd veroordeeld wegens knevelarij.
9) L. A. Cotta, broeder van den vorige, was 70 v. Chr. pretor, en maakte zich bekend door eene wet, waarbij ook de ridders en plebejers bevoegd werden verklaard tot de regterlijke waardigheid. In 66 was hij consul, en met zijnen ambtgenoot gezamentlijk klaagde hij Sylla aan van omkooping. Hij was bevriend met Cicero, doch hield later de zijde van Cesar. Zijne laatste jaren bragt hij in groote afzondering door.
10) C. A. Orestes beoorloogde in 126 na Chr. als consul de Sarden, bleef de naastvolgende jaren op Sardinië, en hield een triomf na zijnen terugkeer in 132.
11) M. A. Scaurus, leed in 108 in Gallië tegen de Cimbren eene nederlaag, werd door hen gevangen genomen, en toen hij tegenover hunnen koning Bojorix de onoverwinnelijkheid der Romeinen prees, werd hij ter dood gebragt. Als redenaar roemt hem Vellejus.
12) C. A. Cotta Messalinus, een zoon van den als redenaar beroemden Messala, werd door de Aurelièn geadopteerd, en was een blind aanhanger van Tiberius.