het ligt in den aard der zaak, dat het aanzien, waarin de vader gestaan heeft, ook, althans voor een gedeelte, wordt overgedragen op de kinderen; hieruit, alsmede uit de zorg, die ieder vader aanwendt om de hem te beurt gevallene voordeelen ook aan zijne nakomelingen te verzekeren, en uit de erfelijkheid van den invloed, dien het bezit van rijkdom geeft, heeft zich bij de meeste volkeren eenen stand gevormd, die aanzienlijk en voornaam is door geboorte, doch die naar het verschil van tijden en volken ook verschilde in staatkundige en staatsregterlijke betcckenis. De Optimaten der Grieken, de Patriciërs der Romeinen, de aanzienlijke Kasten in Indié en Egypte, de Adel der Zuidzee-volkercn, de germaansche Feodale Adel, de Patriciërs der middeleeuwen hebben allen eenige punten van overeenkomst, doch tevens hebben ze ieder in meerdere of mindere mate iets bijzonders, dat niet wordt aangetroffen bij de overigen.
Bij de germaansche volken schijnen aanvankelijk slechts de leden van het regerend geslacht eenen Adel gevormd te hebben. Later ontstond onder de lieden van hun gevolg eenkrijgsadel, die door de veroveringen buitenslands een grond- en leen-adel werd; en met de erfelijkheid der leenen ontwikkelde zich ook de erfelijkheid van den Adel. Sedert de 10e en 11e eeuwen zien wij dien erfelijken Adel zich, geheel Europa door, meer en meer boven het overige volk verheffen; later groeide hij nog aan door de hoogste minislerialen der vorsten, en nog later door den papieren Adel, doch splitste zich ook in hoogen en lagen Adel, met een aantal onder-afdeelingen. fn Engeland, Schotland, Ierland, Spanje, en ten deele ook in Italië, werd de hooge Adel majoraats-adel. In Duitschland was zulks minder het geval; wel echter erlangde hier de hooge Adel regeriiigsregten, welke hij tot aan de ontbinding van het Duitsche Rijk behield, lil Nederland behooren tot den hoogen adel alleen de graven; de lage adel is verdeeld in baronnen en joukheereii. In Duitschland bestaat de hooge Adel uit prinsen (Fursten) en uit de voorheen werkelijke rijksgraven; de lage adel is zameugesleld uit graven, vrijheeren, edelen co« en hccrcn ron. Tot den hoogen adel in Engeland behooren de hertogen, markiezen, graven (earls), burggraven (viscounts) en baronnen; de lage adel in Engeland bevat de baronets en de gentlemen, tot welke laatste klasse eigentlijk allen behooren, die in Holland aanspraak hebben op den titel "WelFdele Heer" of in Duilschland op het "Wohlgeboren" achter hunnen Haam. In Frankrijk is de Adel ingedeeld in de klassen van Prince, Duc, Marquis, Comte, Vicomte, Baron, Chevalier, Seigneur. In Spanje onderscheidt men de Granden en Titulados (hoogen adel) van de Hidalgos (lagen adel). Overigens wordende equivalenten der fransche benamingen in bijna alle ciiropcsclie talen aaiigctroflën. In Amerika bestaan geen adellijke titels, uitgenomen in de europesche koloniën, in Brazilië en in het rijk van den zwarten keizer van Haïti. In de oostersche rijken is de Adel onbekend, voor zooverre niet de Kasten der Hindoos daarmede eenige overeenkomst hebben. In de laatste tijden heeft men in vele landen, in navolging van Rusland, eenen amblsadel met den geboorte-adel verbonden. In Denemarken heeft men, om het indringen van den zweedschen adel te keer te gaan, den Adel geheel afgeschaft. Ook elders is dat beproefd, maar nergens is het, gelijk in Denemarken, van duur geweest. Het is dan ook overigens eene dwaasheid zich tegen tiet voeren van adellijke titels te verklaren, die op zich zelven onschadelijk zijn; doch als een afzonderlijk lichaam in den staat behoort de Adel niet meer tot onze eeuw; aan den adelstand behooren geen voorregten te w orden toegekend, die drukkend zjju voor de overige standen; en daarom is in de bedendaagsche maatschappij, in de meeste landen en ook in Nederland, de adelstand als een geprivilegiëerd staatsligchaam opgeheven.