Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Ierland

betekenis & definitie

engelsch Ireland, iersch Erin, bij de ouden bekend onder de namen Hibernia, lernis, Juvernia, Scolia major, een derBritannischeeilanden, en een der drie rijken, die gezamenlijk het koningrijk Groot-Britannie uitmaken, ligt ten W. van het eigenlijke Groot-Britannie, waarvan het gescheiden is door het kanaal St.-George of de Iersche Zee; I. is bijna 1530 vierk. mijlen groot; de bevolking (bestaande uit dertien Roomsch-katholieken tegen drie Niet-roomschen) werd in 1754 geschat op hoogstens 2,400,000 zielen; dat getal was in 1820 geklommen tot 6,801.827 en in 1841 tot 8,175,124, doch in 1851 weder gedaald tot 6,553,290 en in 1861 tot 5,764,543; die vermindering van het zielental is deels het gevolg van armoede en nood (waardoor de sterfte natuurlijk grooter is, dan bij algemeene welvaart), maar moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de op groote schaal uit I. plaats hebbende landverhuizing (van 1851 tot 1861 zijn alleen uit de iersche havens naar Engeland en Noord-Amerika vertrokken 1,230,986 menschen waaronder verreweg het grootste gedeelte landverhuizers). De hoofdstad van I. is Dublin, zijnde I. ingedeeld in vier groote provinciën (nl.: 1.

Leinsler, 2. Ulster, 3. Connaught, 4. Monster), die op hare beurt weder ingedeeld zijn in gezamenlijk 32 graafschappen, waarvan hier de namen alphabetisch volgen, met die der hoofdplaatsen ernaast.Graafschappen. Hoofdplaatsen.

I. Leinster of Lagenia (de oostelijke prov.).

Carlow Carlow.

Dublin Dublin.

Kildare Athy.

Kilkenny Kilkenny.

King's County Tullamore.

Longford Longford.

Louth Dundalk.

Meath Navan.

Queen's County Maryborough.

Westmeath Mullingar.

Wexford Wexford.

Wicklow Wicklow.

II. Ulster of Ultonia (de noordelijke prov.).

Antrim Belfast.

Armagh Armagh.

Cavan Cavan.

Donegal Lifford.

Down Downpatrick.

Fermanagh Enniskillen.

Londonderry Londonderry.

Monaghan Monaghan.

Tyrone Omagh.

III. Connaught of Connacia (de westelijke prov.).

Galway Galway.

Leitrim Carrick.

Mayo Castlebar.

Roscommon Roscommon.

Sligo Sligo.

IV. Munster of Moraonia (de zuidelijke prov.).

Clare Ennis.

Cork Cork.

Kerry Tralee.

Limerick Limerick.

Tipperary Clonmel.

Waterford Waterford.

Over het geheel genomen is I. een vlak land, goed bewaterd door een aantal rivieren (o. a. Shannon, Bandon, Lee, Blackwater, Boyne, LifFey, Barrow, Slane, enz.), drie groote kanalen (genaamd het Groote kanaal, het Koningskanaal en het kanaal van Newry), en eene menigte meren (o. a. die van Swilly, Foyle, Neagh, Erne, Corrib, Lane, Killarney, enz.). De knsten van L, inzonderheid die aan de zuidwestzijde, vertoonen als het ware slechts eene aaneenschakeling van inhammen of baaien, zeer dienstig voor de vaart, en vele gemakkelijke havens (o. a. Bantry, Cork, Belfast, Dlingle, Sligo, enz.). De vroegste geschiedenis van I. is in fabelen gehuld; de eerste bekende bewoners van I. waren van den celtischen stam, noemden zich Iren, spraken een bijzonderen celtischen tongval (het Ersisch, dat legenw. nog de volkstaal is in het westen van I.), en leefden in stammen of familien onder hoofden, wier waardigheid erfelijk was. Omstreeks 430 kwam een prediker uit Schotland, met name Patricius (Patrick, de heilige) het Christendom in I. verkondigen; en het van het oorlogsgewoel in het overige Europa bevrijd blijvende I. werd reeds spoedig een hoofdzetel van monniken-geleerdheid. Tijdens de invoering van het Christendom (5e eeuw) was I. gesplitst in een aantal onafhankelijke rijkjes, die ieder onder een eigen hoofd stonden; de voornaamste dier hoofden waren O'Neil in Zuid-Munster, O'Ërien in Thomond of Noord-Munster, O’Connor in Connaught, enz. In de 6e eeuw begonnen de Denen zich meester te maken van nagenoeg al de kusten ; 849 vestigden zij zich op de oostkust, en begonnen 851 de stad te bouwen, waaruit later Dublin ontstond. In 853 kwam Olav, werd opperkoning der Noormannen in I., en maakte ook de inboorlingen, die het Christendom beleden, cijnsplichtig. Eerst omstreeks de helft der 10e eeuw namen ook de Denen in I. het Christendom aan. In het begin der 11e eeuw werd BrieuBorom, de koning van Munster, meester van het grootste gedeelte des eilands; doch hij werd overwonnen en gedood (1027) door den koning van Leinster, die tot dat einde bijgestaan werd door de Denen, met wie hij een verbond aangegaan had. In het begin der 12e eeuw wierpen de iersche Denen het noorweegsche juk af, en stelden bij de synode van Drogbeda (1152) de geheele iersche christenkerk onder het gezag van den pauselijken Stoel. Het eiland was destijds ingedeekl in de vier iersche koningrijken Leinster, Munster, Ulster en Connaught, en in de door de Noormannen bewoonde oostelijke districten. Al die gedeelten waren schier onafgebroken met elkander iu oorlog, een toestand, wel geschikt om de begeerige blikken van Eugeland's koning op zich te vestigen. Hendrik II van Engeland had dan ook reeds in 1155 eene bul van paus Adriaan IV weten te verkrijgen, waarbij geheel I. formeel met Engeland werd vereenigd; en toen de uit Leinster verdrevene koniug Dermod bescherming en bijstand kwam zoeken bij Engeland, maakte Hendrik II van die gelegenheid gretig gebruik om zich op I. te werpen: hij zond een leger van 4000 man derwaarts, en kwam zelf (Dec. 1171) vergezeld van 400 ridders. De koningeu van Leinster en Munster erkenden zijn oppergezag; hij bemachtigde Dublin en de oostelijke kuststreek, beleende daarmede zijne baronnen, en voerde de engelsche wetgeving in. In 1175 gaf ook Roderik van Connaught zijnen tegenstand op in zooverre, dat hij wel is waar het noordelijk gedeelte van I. behield, doch cijnsplichtige vasal van Engeland’s koning werd. De Engelschen gingen voort met veroveren en tot onderwerping brengen, en I. bleef lang het tooneel van onrust en geweld. De lren, die nog hunne onafhankelijkheid hadden weten te handhaven, riepen de hulp in van den koning van Schotland; en deze zond hun 1315 zijnen broeder Eduard Bruce, die te Dundalk door hen tot koning verheven werd, doch in den slag bij Dundaik (1318) sneuvelde in tweegevecht legen een Engelschman. Door het huwelijk van den hertog van Clarence, zoon van Eduard III, met de erfdochter der koningen van Ulster (1361) kwam geheel I. onder Engeland’s gezag ; doch de vijandschap tusschen de beide nationaliteiten bleef voortduren, en bij eene wet van 1367 werden de Ieren voor vijanden verklaard en alle vermaagschapping met hen verboden. De constitutie, waaraan nu de Engelschen deelnamen, werd door de Poynings-acte van 1495 in meer monarchalen geest vastgesteld, waarbij I. echtereen eigen parlement behield. Herhaalde malen beproefden de Ieren te vergeefs om het engelsche juk af te schudden; en door hunne weigerachtigheid om de door Hendrik VIII in Engeland ingevoerde kerkhervorming aan te nemen haalden zij zich nieuwe vervolgingen op den hals. Toen Elisabeth 1558 begon om de hervorming met geweld iu 1. door te drijven, kwamen de Ieren herhaaldelijk in opstand; vooral verdient hier melding de opstand van 1595 onder aanvoering van Hugh O’Neill, graaf van Tyrone, dien het lord Montjoy eerst 1599 gelukte te dempen, even als hij ook twee jaren later eenen door Spanje ondersteunden opstand onderdrukte. De eerste vorst die I. door hervormingen zocht te winnen en tot beschaving te brengen, was Jacobus I, die verklaarde dat alle bewoners van I. vrije burgers waren, en die m het 1615 geopende parlement ook leren (mits niet Roomsch-katholiek) zitting liet nemen; reeds door Elizabeth waren alle Roomsch-katholieken uitgesloten van de bevoegdheid om openbare ambten te bekleeden. Onder Karel I kwam I. alweder in opstand ; maar toch koos bet 1641 partij voor hem, tegen het engelsche parlement. Dit had eindelijk ten gevolge, dat Cromwell 1649 in I. landde met eene armee, en de in opstand zijnde Ieren als met eene ijzeren tuchtroede tot onderwerping bracht. Onder Karel II hielden althans de religie-vervolgingen op. In de tweede engelsche omwenteling (van 1688) verklaarden de Ieren (altijd getrouw aan de Stuarts, omdat die roomsch-katholiek waren) zich voor Jacobus II; doch door de overwinning aan de Boyne, in Ierland zelf behaald door Willem van Oranje (1690), werd al hunne hoop voorgoed vernietigd; en 1727 verloren de leren tot zelfs het stemrecht bij de verkiezingen voor het parlement. De druk der groote grondeigenaars noopte de bevolking van I. tot allerlei middelen, om zich zelve te helpen tegen de overheersching: zoo ontstonden omstr. 1760 de White boys (d. i. Witte snaken, omdat ze op hunne nachtelijke tochten een wit hemd over hunne kleedcren aanhadden), die des nachts landheeren, pachters, geestelijken, agenten en ambtenaren overvielen, plunderden en mishandelden of vermoordden. Sedert 1778 ging het engelsche gouvernement jegens 1. met eenigszins mindere strengheid te werk, vooral sedert in het volgende jaar de oorlog aanleiding gaf tot de oprichting van iersche vrijwilligers-korpsen; 1782 werd aan het iersche parlement algeheele onafhankelijkheid toegestaan, de lJoynings-acte werd afgeschaft, en de iersche Roomsch-katholieken erlangden het recht om grondbezit te verwerven, scholen op te richten en hunne godsdienst onbelemmerd uit te oefenen. Door de fransche omwenteling aangemoedigd om zich van Engeland los te scheuren (tot op den huidigen dag het geliefkoosde droombeeld der iersche heethoofden) meende I. 1796 in opstand te komen; doch daar de fransche vloot, waarmede Hoche met 25,000 man hulptroepen in I. dacht te landen, door tegenwind genoodzaakt werd onverrichter zake naar Frankrijk terug te keeren, werd deze poging geheel verijdeld. Eene in Jan. 1798 ontdekte samenzwering had eene voor I. zeer bloedige reactie ten gevolge; nieuwe pogingen van fransche landingstroepen werden verijdeld ; en 26 Mei 1800 werd aan de zelfstandigheid van I. den genadeslag toegebracht, doordien het parlement een besluit nam, waarbij L.alseenenondeeibaarmetGrootBritannie, daarbij ingelijfd werd: daarbij werd wel is waar aan de Ieren het recht toegekend om zich in het parlement te doen vertegenwoordigen, doch van dat recht en van het stemrecht werden alle Roomschkatholieken uilgesloten. Toen het Pitt niet gelukken mocht de emancipatie der R.-Katholieken te verkrijgen, vormden de iersche R.-katholieken 1802 de groote vereeniging (Calholic Association), die eerst in 1829 het doel van haar streven bereiken mocht, en aan welker hoofd O’Conneli zich beroemd maakte. .\a de emancipatie werd de Repeal-Associahon gevormd, die zich ten doel stelde de intrekking te bewerken van I.’s inlijving bij Groot-Britannie: onder de bekwame leiding van O’Gonnell nam die beweging een voor het gouvernement inderdaad onheilspellend karakter aan; doch met zijnen dood verloor de gansche beweging ziel en leven. Middelerwijl was de nood in I., vooral door het mislukken van den oogst in 1846, ten top gestegen; eene poging om onder de leiding van Smith O'Brien eene omwenteling te doen plaats grijpen (1848) werd als in de geboorte gesmoord; en nu zochten de leren hun heil in de landverhuizing op groote schaal: van 1841 tol 1861, gelijk uit den aanvang van dit artikel blijkt, is de bevolking van 1. ruim derdhalf millioen zielen verminderd. In de laatste jaren begon het woelen om de afscheiding van Ierland door geweld van wapenen te verkrijgen (zie FENIANS), en tot op dit oogenblik (Jan. 1867) boezemt dat woelen nog voortdurend levendige bezorgdheid in aan het britsche gouvernement, dat intusschen doortastende maatregelen neemt om het uitbarsten van eene omwenteling in I. te beletten.

De oude iersche kronijken heeft O’Connor met lat. vertaling uitgegeven onder dezen titel: Rerum hibernicarum scriptores veteres (4 dln. Londen 1814—26).