oriëntalist, broeder van den vorige, geb. te Parijs 7 Dec. 1731, bestudeerde eerst de theologie, vervolgens de oostersche talen, en ging, om de heilige boeken der Parzen of Parsen te ontdekken, 1755 als gemeen soldaat naar Indië. In weerwil van alle hinderpalen, die hem zoo door ziekte als door den tusschen Frankrijk en Engeland uitgebroken oorlog in den weg werden gelegd, bestudeerde bij het Nieuw-Perzisch en het Sanskriet, en wist eenige parzische priesters over te halen hem in hetNieuwPerzisch den inhoud van hunne in de Zend- en Pelilewi-taleii vervatte heilige boeken te dicteren.
Na de inname van Pondichéry keerde hij 1762 met 180 manuscripten en andere zeldzaamheden naar Parijs terug, waar hij tolk voor de oostersche talen aan de koninklijke bibliotheek werd. Nu verschenen van hem in het licht : de vertaling van den ZendAvesta (Parijs 1771); de Législation orientale, de Recherches historiques et géographiques sur l'Inde (2 dln., Berlijn en Parijs 1786) ; en terwijl hij geheel in de afzondering leefde gedurende de omwenteling : L'lnde en rapport avec l’Europe (2 dln., 2e druk Hamburg 1798) en Oupnek’hal, tot hij 17 Januarij 1805 te Parijs stierf.