was aanvankelijk slechts een klooster, bestuurd door een abt of eene abdis, en daardoor van eene priorij onderscheiden; later werd die naam ook gegeven aan menig geestelijk goed van uitgestreken omvang waaraan heerlijkheidsregten waren verbonden. Van de 10e tot de 16e eeuw bestonden in ons land een aantal, meerendeels zeer rijke dusdanige abdijen , van welke wij noemen in Holland: in Kempenland nabij Alkmaar de A.
Egmoiid, eerst een nonnenklooster, later eene A. van benedictijner monniken; aan de Schie bij Delft de A. Konigsveld, van edele maagden; in de nabijheid van Rijnsburg de A. Leeuwenhorst, van edele maagden, en eene A. van edele maagden van de Orde van St. Benedictus; nabij ’s Hage de A. Loosduinen, van eistereienser nonnen; aan de Maas bij Heusden de A. Bern, van remonstratenzer monniken; wijders nabij Heusden de A. Manenkroon, van eistereienser monniken, de A. Onze Lieve Vrouwenberg van dito monniken buiten IJsselstein, enz. — Tusschen anno 1100 en 1200 werden in de Nederlanden, zooniet meer, dan althans naar men met zekerheid weet 66 zulke abdijen gesticht.