lat. Delphium, stad in de nederl. prov.
Zuid-Holland, aan de Schie, 3 uren gaans benoordw. Rotterdam en 1 uur gaans bezuidoosten ’s Gravenhage; circa 20,000 inw.; de koninklijke grafkelder der dynastie van Oranje. ïn onze geschiedenis neemt D. eene belangrijke plaats in. In 1572 (26 Julij) ging D. aan de Staatschen over, en Willem van Lumey, graaf van der Mark, schandvlekte er zijnen naam door den barbaarschen moord, dien hij liet volvoeren op den geleerden priester Cornelius Musius; Balthazar Gerards volbragt hier 1584 zijn gruwel door prins Willem! verraderlijk dood te schieten; 13 Mei 1536 werd D. geteisterd door een feilen brand, waardoor ruim 2300 huizen in de asch werden gelegd; 12 Oct. 1654sprong het kruidmagazijn, waardoor, behalve de totale vernieling van 200 huizen, in de gansche stad onberekenbare schade werd aangerigt; 8 Febr. 1742 dergelijke ramp door het springen van eene kruid makerij. Onder de groote menigte beroemde personen, te Delft geboren, kunnen wij Prins Frederik Hendrik, Hugo de Groot, Cornelius Musius, Gerard van Loon, en honderd anderen noemen.