minne, zoogster, voedstermoeder; vrouw die het kind van een andere moeder zoogt, aan de borst heeft. Het beste voedsel voor het kind is de melk der eigen moeder, en ook voor deze zelf is het in den regel beter te zoogen dan kunstmatig de melkafscheiding te stuiten.
Dikwijls echter is wegens ziekte of volstrekt onvermogen der moeder het zelf-zoogen onmogelijk of voor het kind gevaarlijk en in die gevallen verdient minnemelk verre de voorkeur boven z.g. kunstmatige voeding met koemelk. Bij de keuze eener min moet vooral gelet worden op den gezondheidstoestand en op de hoeveelheid en hoedanigheid der melk; geneeskundig onderzoek is niet alleen dringend aan te bevelen, doch onontbeerlijk. De min voor een pasgeboren kind moet liefst nog in de kraamperiode zijn, daar de vrouwenmelk in den loop der zoogperiode zekere veranderingen ondergaat, die in overeenstemming zijn met de veranderende behoefte van het kind; bedraagt het verschil tusschen de bevalling der min en de geboorte van het te zoogen vreemde kind meer dan 2—4 weken, dan is de melk voor de pasgeborene te rijk aan voedsel en daardoor moeilijk verteerbaar. De meening dat het kind tegelijk met de melk ook karaktereigenschappen der min opneemt is ongegrond. Wat den leeftijd betreft, is een min onder de 20 of boven de 35 jaar niet aan te bevelen, de eerste niet wegens te geringe lichaamsontwikkeling en ervaring, de tweede wegens de samenstelling der melk.
Men kieze een min met sterken lichaamsbouw en gezond uiterlijk, goed rood gekleurd tandvleesch, gave tanden en kiezen, zonder onaangenaam riekende zweetafscheiding en die gezond is. Van groot belang is het, dat de min vrij zij van tuberculose en syphilis; dit kan echter alleen door een nauwkeurig geneeskundig onderzoek worden vastgesteld. Verder lette men in het bijzonder op de zogklieren. In het algemeen geven middelgroote, kegelvormig uitloopende borsten de meeste melk; de donkerbruine kring om den tepel moet breed en met knobbeltjes bedekt zijn; de tepel zelf moet zich gemakkelijk oprichten. In den omtrek van den tepel drukkende, moet men de melk uit 10 tot 15 openingen te voorschijn zien komen; is dit slechts uit enkele openingen het geval, dan deugt de min niet. Daarenboven verdient het aanbeveling de melk scheikundig te doen onderzoeken, en zich ook het eigen kind der min te laten toonen, om te zien of dit goed gevoed of aan ziekten lijdende is.
Bij intredende menstruatie behoeft het zoogen slechts dan gestaakt, indien de melk daarbij veel slechter wordt. Voor de min dient bijzondere zorg gedragen te worden, en men voorkome alles, wat bij haar heimwee of bezorgdheid voor het eigen kind kan veroorzaken, daar dit grooten invloed heeft op de qualiteit van het zog. Het nemen van een min als de moeder zelf in staat is te zoogen, in de hoogere standen (vooral in Frankrijk) veel voorkomend, wordt als een afkoopen van den moederplicht, op ethische en sociale gronden heden ten dage algemeen veroordeeld.