Gepubliceerd op 14-06-2022

Doofheid

betekenis & definitie

vermindering der gehoorscherpte, van af de lichtste graden (hardhoorigheid) tot stokdoofheid toe. Een volkomen D. treedt alleen op bij aandoening van het eindapparaat (doolhof, gehoorzenuw of hersenen); zelfs bij de zwaarste aandoeningen van het geluidgeleidend apparaat, b.v. aangeboren kraakbeenige sluiting van beide ooren of totaal verlies van trommelvlies en gehoorbeentjes, blijft eenige geluidsgewaarwording bestaan.

Behalve bij de verschillende ziekten van het oor, bij Menière’sche ziekte, enz. kan D. nog optreden ten gevolge van een plotseling, zeer sterk geluid (ontploffing, kanonschot) en door sommige beroepen en fabrieksbedrijven, die met voortdurende sterke geluiden vergezeld gaan, b.v. koperslagers enz. (z.g. keteldoojheid). Soms treedt D. plotseling op na zware koortsige ziekten, b.v. typhus of roodvonk.

< >