Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Vide, vidé

betekenis & definitie

I. vide: 1. ledig, leeg; hol, ijl; vide de sens, zinledig; vide de soi-même, vrij van eigenliefde; 2. ledige plaats, ledige ruimte; ’t luchtledig, vacuum; fig. nietig-, ijdelheid; sa mort a fait un grand vide, zijn verscheiden laat een grote leegte achter; faire le vide autour de qn., maken, dat iem. alleen komt te staan; faire le vide dans un espace, een ruimte luchtledig maken; à vide, leeg, onbezet, onbelast; frapper à vide, er naast slaan; frein à vide, vacuumrem; tourner à vide, onbelast lopen [v. motor]; l’oeil dans le vide, wezenloos voor zich uitstarend; nettoyage par le vide, het stofzuigen.

II. vidé: leeg; fig. uitgeput, geruïneerd.

< >