I. gemaakt, gevormd, gebouwd, volwassen, belegen, vast [prijs]; gedaan; les hommes sont étrangement faits, de mensen zijn wel zonderling; l'homme est ainsi fait, de mens is nu eenmaal zo; ma vie est faite, mijn leven is voorgoed ingericht; comme vous voilà fait!, wat ziet ge er uit!; voilà qui est dat is klaar; tout fait, kant en klaar; idée toute faite, alledaagse opvatting, gemeenplaats; phrase toute faite, staande (geijkte, vaste) uitdrukking, nietsbeduidend (stereotiep) gezegde; vêtements tout faits, gemaakte kleren, confectie; fait à, gewend aan; fait pour, geschikt voor, in de wieg gelegd voor, geschapen voor;
II. daad, handeling; handelwijze; wat iem. wenst (zoekt); wat iem. toekomt (bezit), iemands verdiende loon; feit, voorval, gebeurtenis; werkelijkheid; zaak; fait accompli, voldongen feit; faits divers, gemengde berichten, „allerlei”; hauts faits, heldendaden; faits de guerre (d'armes), wapenfeiten; faits et gestes, gedrag; doen en laten; il a son fait, hij heeft zijn bekomst, zijn vet; c'est votre fait, dat is juist iets voor u; c'est le fait d'un fou, dat doet geen verstandig mens; cela est le fait de, dat komt door; le fait est que, de zaak is dat, ’t is een feit dat, zoveel is zeker dat; être sûr de son fait, zeker zijn van zijn zaak; dire à gn. son fait, iem. de waarheid zeggen, iem. zijn vet geven; iem. zeggen waar ’t op staat; prendre fait et cause pour, ’t opnemen voor; pour la beauté du fait, voor ’t mooie van ’t geval; tout à fait, geheel en al, ten enenmale, geheel, volkomen, uitstekend; au fait, eigenlijk gezegd, feitelijk, inderdaad, ’t is waar ook, ter zake; être au fait, op de hoogte zijn; venir au fait, ter zake komen; au fait et au prendre, als ’t ernst (menens) wordt, op het beslissende ogenblik, (als ’t) op stuk van zaken (aankomt); dans le fait, inderdaad, werkelijk; de feitelijk, werkelijk, inderdaad; de ce fait, daardoor; du fait de, uit hoofde van; cela est du fait de, dat komt door; du fait que, doordat, doordien; de votre fait, door uw schuld; en fait, feitelijk, in werkelijkheid; en fait de, op ’t stuk (punt) van, wat betreft; par le fait, inderdaad; daardoor; par le fait de, door; prendre qn. sur le fait, iem. op heter daad betrappen.