Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

omleggen

betekenis & definitie

neerschieten; doden, vermoorden.

Misschien onder invloed van het Duitse ‘umlegen’ dat (sedert het begin van de twintigste eeuw) in dezelfde betekenis gebruikt wordt. Via de jagerstaal raakte het ook onder soldaten in zwang. Tegenwoordig is de term algemeen ingeburgerd. Vgl. neerleggen*.

De dood waart nu rond. Heintje Pik in de gedaante van de jager, ‘die het beste voor heeft met de natuur en de wildstand’, legt het ene verbouwereerde haantje na het andere om.

Saartje Burgerhart: Twee keer in de week. Een selectie uit 23 jaar columns. 1987

Begin 1978, zo blijkt uit de politiedossiers, kreeg Soeharto van B. en Thea M. opdracht Hugo F. ‘om te leggen’...

Het Parool, 05-10-88

Ik heb Louw omgelegd, je moet me helpen want hij moet weg.

Trouw, 19-06-98

Lang had Clifford Cremer (35) zich afgevraagd hoe het zou voelen, iemand omleggen.

HP/DeTijd, 03-03-2000

Gelukkig waakt ‘Dirty’ Harry Callahan over ons. Hij laat de bureaucratische rompslomp links liggen en legt de slechteriken ter plekke om met zijn kolossale .44 Magnum.

NRC Handelsblad, 14-08-2000