Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

Heintje Pik

betekenis & definitie

Een van de vele benamingen voor de duivel (zie ook droes*; drommel*; koekoek*). Reeds aangetroffen in de zeventiende eeuw. Hein was toen een veel voorkomende naam, zoals Jan nu. Pik sloeg wellicht op zijn zwarte gedaante: afkomstig uit de hel (de pikken, zoals de achttiende-eeuwse benaming luidde).

Het WNT noemt als varianten nog Moenken of Moentje Pek; Manneken Pek (Zuid-Brabant); Hansken Pek en Pietje Pek. Bij Wolff en Deken (Brieven over verscheiden Onderwerpen, 1780-1781) vinden we de variant ‘Heintje Peuzel’: ‘Ze zyn voor een klein grappig vrouwtje (t.w. zij zelve) zoo weergaas benaauwd als Heintje Peuzel voor het wywater.’ Met ‘Heintjes oord’ bedoelde men vroeger de hel. Magere * Hein en Vriend Hein zijn personificaties van de dood.

De dood waart nu rond. Heintje Pik in de gedaante van de jager, ‘die het beste voor heeft met de natuur en de wildstand’, legt het ene verbouwereerde haantje na het andere om.

Saartje Burgerhart: Twee keer in de week. Een selectie uit 25 jaar columns. 1987