Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

lid

betekenis & definitie

Mannelijk geslachtsorgaan. Reeds in de zeventiende eeuw voorkomend. Het woord slaat in principe op elk (beweegbaar) deel van het lichaam. De betekenis moet dan duidelijk blijken uit de context. Soms ook in het meervoud voor de uitwendige geslachtsdelen.

Zo sprak men vroeger over ‘de schamelicke (of schaembare) leden’. Ook het Engelse equivalent ‘member’ is een net eufemisme. ‘Membrum virile’ is de wat snobistische Latijnse benaming. Vgl. het gelijkaardige deel* en herendeel*.

Eindelijk kon ik die stukjes koper, die als weerhaken in mijn vlees zaten, een voor een uit mijn gekwelde lid peuteren.

Jan Wolkers: Turks fruit. 1969

Zijn keiharde lid ligt tegen mijn billen.

Lydia Rood: Gedeelde genoegens. 1996

In werkelijkheid was hij de Oscar Wilde van de Alpenweide, eveneens zo’n tandenklapperende imitatiehomo, die uit louter levensangst vastbesloten was van zijn existentie een kunstwerk te maken. Met het verschil dat Wilde een beschaafde, volwassen man met smaak en distinctie is geweest, terwijl de niet minder kunstlievende Ludwig II in feite zijn leven lang met zijn beertjes is blijven spelen. En, niet te vergeten, met zijn koninklijke lid. Ludwig masturbeerde, zonder daaraan overigens veel genoegen te ontlenen.

De Groene Amsterdammer, 19-07-2000