Een van de vele verbloemende benamingen voor de duivel. Betekent eigenlijk: hangman en vervolgens ook: beul, scherprechter. Komt van het Hoogduitse woord Henker (afgeleid
van hd. henken, een bijvorm van hengen: iemand ophangen). Het woord kwam vroeger vooral voor in verwensingen, bijvoorbeeld: ‘Daer slae den hencker toe.’ (‘Een schoon Liedekens Boeck inden wekken ghy in vinden sult veelderhande liedekens, oude ende nyeuwe (enzovoort)’. 1544). Zie ook droes*; drommel*; duivekater*; koekoek* enzovoort.