Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

buddy

betekenis & definitie

Vrijwilliger die een lijder aan een ongeneeslijke ziekte, zoals aids, helpt. Dit gebeurt zowel emotioneel als praktisch met het opknappen van allerlei klusjes. Zijn of haar taak kan zelfs een vorm van stervensbegeleiding inhouden. Deze verhullende term (letterlijk betekent het: vriend, maatje) werd rond 1982 bedacht in New York. Het was een nieuwe toepassing van wat vroeger het ‘buddy system’ genoemd werd, een uitdrukking uit het militaire spraakgebruik, vaak voorkomend als overeenkomst tussen deelnemers aan gevaarlijke sporten. ‘To buddy up with someone’ betekent ook: goede maatjes worden met iemand. ‘Buddy’ zelf dook rond 1850 voor het eerst op in het Amerikaans-Engels en wel als babypraat voor ‘brother’ (broer).

In het Nederlandse taalgebied raakte ‘buddy’ (in de huidige betekenis) eind jaren tachtig in zwang. Voor een persoon die lijdt aan aids hebben wij geen eufemismen. Engelssprekenden gebruiken hiervoor het letterwoord PWA (= person with aids). Rond de gruwelijke ziekte zelf hangt nog steeds een taboesfeer. Aids wordt in sterk religieuze kringen nog steeds gezien als een straf van God voor onzedelijk gedrag. Vooral in het begin werd aids geassocieerd met ‘vieze homo’s, anale seks en spuitende junks’. De ziekte wordt liefst verpakt in bedekte termen zoals de grote* ziekte en het a*-woord.

Maartje Loerts is buddy; een maatje voor een aids-patiënt. Zij helpt haar patiënt, tijdens zijn ziekte tot aan zijn dood, zoveel mogelijk met praktische en emotionele problemen.

Opzij, juli-augustus 1987

< >