Ensie 1946

Redactie Harmen de Vos, Philip Kohnstamm (1946)

Gepubliceerd op 15-05-2019

Grafologie

betekenis & definitie

Wanneer men handschriften van verschillende schrijfvaardige personen naast elkaar legt, zal het een ieder opopvallen, dat elk handschrift een eigen ‘karakter’ vertoont. Dit feit is reeds zeer lang bekend en reeds eeuwen heeft men hieraan de geldigheid van de handtekening voor de wet ontleend.

De handtekening is voor een ieder die schrijven kan karakteristiek en persoonlijk. Het handschrift is het niet minder.

De grafologie blijft bij de vaststelling, dat een ieder zijn eigen handschrift heeft, niet staan, doch stelt zich de raag hoe de verschillen in handschrift tot , stand komen en wat de oorzaken hiervan zijn.

Natuurlijk is men geneigd de verschillen toe te schrijven aan het gebruikte schrijfmate riaal, de soort pen, doch in het bijzonder aan de meer of mindere geoefendheid in het schrijven en aan het voorbeeld, dat bij het schrijfonderwijs voor ogen heeft gestaan.

De ervaring leert echter, dat deze verklaringen aan de feiten geen recht laten wedervaren, want met eenzelfde pen kunnen de meest uiteenlopende handschriften worden voortgebracht, zeer verschillende handschriften treft men aan bij ongeveer gelijke schrijfvaardigheid, en leerlingen van eenzelfde onderwijzer blijken na het verlaten van de school reeds spoedig een voor ieder waar te nemen eigen handschrift te ontwikkelen. Trouwens, als men met enige aandacht de schrijfproducten beschouwt van kinderen die de lagere school nog maar korte tijd bezoeken, dan ontdekt de goede waarnemer zonder moeite verschillen.

Zelfs de wijze waarop enigszins karakteristieke kinderen van vier jaar of jonger het potlood hanteren is kenmerkend. De één laat het zacht en gevoelig over het papier glijden, de ander krast het potlood houterig en onaangepast in het materiaal, enz. Het is aannemelijk, dat deze kinderen ook andere handelingen op overeenkomstige en even karakteristieke wijze verrichten. Want schrijven is een handeling die ieder op zijn eigen wijze verricht, evenals spreken, lopen, tekenen, met blokken spelen en dansen handelingen zijn, die mede bepaald worden door de persoon van degene die ze uitvoert. Het handschrift is het resultaat van deze handeling, zoals een schilderij, een tekening en een blokkenhouwsel resultaten zijn van persoonlijke prestaties.

Niemand zal er aan twijfelen, dat elke handeling en dus ook elke prestatie iets eigens heeft van degene, die deze handeling of prestatie heeft verricht. Het handschrift leent er zich echter in bijzondere mate toe dit karakteristieke tot uiting te doen komen, omdat het vergeleken kan worden met een norm (het schoolvoorbeeld), waaraan de schrijver zich binnen zeer wijde grenzen heeft moeten houden, wil hij zijn schrift de taak van leesbare schriftelijke mededeling doen vervullen. Enerzijds is de schrijver dus gebonden aan het schrijfvoorbeeld, anderzijds heeft hij echter alle vrijheid wijzigingen in dit schrijfvoorbeeld aan te brengen, het naar eigen smaak en inzicht te veranderen, het bewust of onwillekeurig te modificeren.

Uiteraard komen de meeste wijzigingen onwillekeurig tot stand, zonder bewuste opzet, evenmin als de begeleidende bewegingen bij het spreken of lopen ooit ten volle in het centrum van de aandacht hebben gestaan. De grafologie beschouwt het handschrift als een persoonlijke prestatie, als het resultaat van individuele schrijfbewegingen, als de neerslag van uitdrukkingsbewegingen. De schriftelijke uitdrukkingsbewegingen hebben zich in het handschrift zwart op wit vastgelegd en kunnen herhaaldelijk tot in de kleinste details bestudeerd worden. Dit is het grote voordeel van de grafologie boven de bestudering van andere uitdrukkingsbewegingen, omdat deze laatste — behalve op de film — niet vastgelegd zijn. Hieraan moet nog worden toegevoegd, dat men op de film moeilijk de natuurlijke menselijke uitdrukkingsbewegingen kan vereeuwigen, daar de meeste mensen onwillekeurig tot acteren overgaan, zodra zij voor het draaiende filmtoestel komen. De schrijvende persoon daarentegen waant zich onbespied.

Het handschrift biedt ook de mogelijkheid, veel fijnere motorische eigenaardigheden vast te stellen dan bij de meeste andere methoden van het onderzoek het geval is. Dit biedt wijde perspectieven, omdat de diagnostische waarde van de bewegingswijze voor het leren van de persoonlijkheid, het karakter en het temperament wel algemeen erkend wordt, maar nog lang niet is uitgeput.

De grafologie stelt de vraag op welke wijze de variaties in handschriften psychologisch geïnterpreteerd kunnen worden, m.a.w. welke in de persoon gelegen voorwaarden aan het handschrift ten grondslag liggen.

De wetenschappelijke grafologie gaat bij haar onderzoek systematisch te werk en onderscheidt in het handschrift tal van bijzonderheden. Uit de vastgelegde schriftelijke uitdrukkingsbeweging kan worden geconcludeerd of het schrift langzaam of snel is voortgebracht. Men kan groot of klein schrijven, met veel of weinig druk, regelmatig of onregelmatig, rhythmisch of arhythmisch, hoekig of rond, scherp of pasteus, verbonden of onverbonden, schools of oorspronkelijk, natuurlijk of gemaakt, steil, achteroverhellend of schuin, de onderlussen kunnen groter zijn dan de bovenlussen of omgekeerd, het schrift kan wijd of nauw zijn, gemakkelijk of moeilijk leesbaar, enz., enz. De vaststelling van deze en vele andere schriftbijzonderheden is de eigenlijke handschriftanalyse. Nu zou het op een ernstig misverstand berusten te veronderstellen, dat aan elke onderkende schrifteigenschap een bepaalde karakterologische betekenis kan worden toegeschreven. Niet alleen staan verreweg de meeste handschriften tussen wijd en nauw, groot en klein, rijk aan druk en arm aan druk, extreem regelmatig en bijzonder onregelmatig, enz. in, waardoor een nauwkeurig waarnemen en een zorgvuldig tegen elkaar afwegen van de onderscheidene schriftkenmerken noodzakelijk wordt, maar ook neemt elke waargenomen schrifteigenaardigheid in de totaliteit van het individuele handschrift een bepaalde plaats in, waardoor de interpretatie steeds enigszins wordt gewijzigd.

De schrijfdruk in het ene schrift is altijd anders dan de schrijfdruk in het andere en moet dienovereenkomstig worden verklaard. Dit geldt voor alle schriftkenmerken. Slechts in het verband van de totaliteit van het handschrift is het mogelijk een bepaalde schrifteigenaardigheid te interpreteren. Een vlugge schrijfbeweging, een onregelmatige drukrijke, enz. geeft aanleiding tot een uitlegging, die zijn beslag kan krijgen als de andere schriftverschijnselen in dezelfde richting wijzen.

Bij het beoordelen van handschriften is dus de totaliteit primair. Deze totaliteit wordt intuïtief ervaren, beleefd, aanschouwd, doch de daarop volgende analyse, die systematisch en met alle aandacht voor de kleinste details dient plaats te vinden, kan deze algemene indruk van het schriftkarakter aanvullen, bevestigen of in min of meer belangrijke mate corrigeren. De oudere grafologie was overwegend intuïtief-belevend, de latere dreigde een ogenblik dermate analytisch te worden, dat men gevaar liep te vergeten met de levende mens te doen te hebben. Thans durft men weer het intuïtieve element te erkennen en naast de ontleding zijn plaats te geven.

Het handschrift heeft nog een ander aspect dan als neerslag van uitdrukkingsbewegingen, nl. als een symbolische zelfprojectie. De psychologische betekenis van het symbolisch-optische beeld van het handschrift is vooral door de Zwitserse grafoloog Max Pulver naar voren gebracht. De onbevangen waarnemer ziet het schrijfvlak en het handschrift in de eerste plaats zinnebeeldig. De intuïtieve grafoloog wordt door de symbolen in het handschrift getroffen. Terwijl Wilhelm Preyer zijn in 1895 verschenen belangrijke werk ‘Zur Psychologie des Schreibens’ noemde, gaf Max Pulver zijn in 1930 verschenen boek de titel ‘Symbolik der Handschrift’. De benaming van deze boeken is op zich zelf reeds karakteristiek voor de hierboven geschetste ontwikkeling.

Men ziet wel in handschriften van componisten figuren die aan muzieksleutels en -noten herinneren, in de handtekening van Rembrandt kan duidelijk een schilderspalet worden gezien, maar ook waar de beeldende kracht van de schrijver beperkt is, toont zijn handschrift een bepaalde stijl, die onwillekeurig de bedoeling heeft de schrijver te representeren. Het spreekt vanzelf, dat het symbolische karakter van het schrift duidelijker naar voren treedt naarmate de schrijver een geoefender schrijfroutine heeft en over een grotere beeldende kracht beschikt, doch ook als aan deze beide voorwaarden niet wordt voldaan, kan hij toch niet nalaten onwillekeurig het schrijfvlak symbolisch op te vatten, de schrijfbeweging te ervaren als een beweging die van hem uitgaat en naar hem terugkeert, die omhoog loopt bij het trekken van bovenlussen en bij het schrijven van onderlussen een naar beneden gaande be weging maakt.

Aan de bovenlus ligt primair een middelpuntvliedende beweging ten grondslag, aan de onderlus primair een middelpuntzoekende. De geneigdheid centrifugale, resp. centripetale uitdrukkingsbewegingen te doen overwegen, kan karakterologisch worden gewaardeerd. De van zichzelf uitgaande beweging treft men meer aan bij de geëxtraverteerde, de altruïstische, sociaal voelende en openhartige natuur dan bij het egocentrische, geremde, gesloten en eenzelvige karakter, bij hetwelk de centripetale uitdrukkingsbewegingen overwegen.

Ons handschrift wordt van links naar rechts geschreven en de schrijfbeweging gaat altijd van de schrijver af, doch de mate, waarin de beweging naar rechts gaat, loopt in de verschillende handschriften sterk uiteen. Sommige handschriften zijn in verhouding tot het schoolvoorbeeld sterk naar rechts geremd en elke gelegenheid wordt aangegrepen om naar links gaande bewegingen te maken. Een extreem sinistrogyrisch (naar links gedrongen) handschrift is langzaam geschreven, nauw, steil, onverbonden, hoekig, de onderlussen zijn groter dan de bovenlussen en de slotophalen vallen weg. Figuur I geeft een sinistrogyrisch handschrift weer, dat afkomstig is van een egocentrische en geremde man. Hiertegenover kan worden gesteld het overwegend dextrogyrisch handschrift van fig. II, dat een uitgerekte indruk maakt en afkomstig is van iemand, die altijd alles voor anderen over heeft, niet weigeren kan en door een gebrek aan zakelijkheid en standvastigheid vaak schade ondervindt.

Deze beide voorbeelden zijn nu bezien onder het aspect der bewegingsrichting (links-rechts), doch zij zouden ook bekeken kunnen worden uit het oogpunt van de bewegingswijze. Dan is het duidelijk, dat fig. 1 langzaam, aarzelend en weinig vlot is voortgebracht, fig. II beweeglijk en gejaagd. Uit deze verschillende bewegingswijzen kunnen de temperamenten van de beide schrijvers worden afgeleid: de eerste is gedeprimeerd, de tweede geëxalteerd. Er is nog een ander aspect waaronder het handschrift bestudeerd kan worden, nl. dat der symboliek van het optische beeld. De schrijver van fig. 1 geeft aan het nauwe, regelmatige, gedrongen en punctuele schriftbeeld de voorkeur, die van fig. II prefereert het wijde en losse schriftbeeld, dat veel ruimte inneemt. Zij hebben zich in hun handschrift symbolisch uitgeleefd. De genoemde drie aspecten (de bewegingsrichrichting, de bewegingswijze en het optische beeld) grijpen uiteraard in elkaar, zij zijn onafscheidelijk aan elkaar verbonden.

De beide volgende illustraties zijn in hun tegenstellingen eveneens instructief. Het handschrift dat fig. III weergeeft is stevig, rhythmisch, vrij groot, regelmatig, vlot geschreven, wijd, duidelijk leesbaar, rijk aan druk en verbonden geschreven, om de meest op de voorgrond tredende schrifteigenschappen te noemen. Uit deze schriftkenmerken kan besloten worden, dat de schrijfster (46 jaar) een flinke, zelfstandige en psychisch gezonde vrouw is met zelfvertrouwen en voortvarendheid, een naar buiten gerichte belangstelling en een natuurlijk gezag.

De volgende schriftproeve, fig. IV, is in vergelijking hiermede buitengewoon klein en met zeer weinig druk geschreven. Het schrift is moeilijk leesbaar, ineengedrongen, aarzelend geschreven. De regels zijn golvend en lopen af. De linker marge wordt naar onderen toe smaller. Draadverbindingen overwegen. Zal het iemand verwonderen, dat de schrijver (een man van 30 jaar) kan worden gekarakteriseerd als een onzelfstandige en weinig energieke persoon met gevoelens van minderwaardigheid, een zwakke psychische constitutie, een lauw en gedeprimeerd temperament en een gering overwicht?

Er spreekt nog veel meer uit de weergegeven handschriften, doch het is hier niet de plaats, uitvoerige grafologische beoordelingen te bieden. De illustraties zijn slechts bedoeld als voorbeelden van interpretatie, om te proberen het begrijpelijke verband tussen handschrift en persoon duidelijk te maken. Het zijn vrij extreme voorbeelden, doch als het bedoelde verband in deze gevallen erkend wordt, zal men bij dieper gaande analyse en differentiëring in zijn erkenning van de mogelijkheden der grafologie ook verder moeten gaan.

De grafologie is de methode om uit het handschrift het karakter van de schrijver vast te stellen, om het schrift te laten spreken in zijn psychologische betekenis. Zolang er slechts enkelen zijn die dit louter intuïtief kunnen, is de methode voor anderen ontoegankelijk, te subjectief.

De wetenschappelijke grafologie tracht het subjectieve in de interpretatie zover mogelijk uit te schakelen en zij verdient meer de naam van wetenschap, naarmate het haar gelukt een methode te ontwerpen, waarmede alle grafologen die hun vak theoretisch en practisch verstaan tot gelijke resultaten komen. De ervaring leert, dat aan deze eis voor een belangrijk deel wordt voldaan.

De grafologie moet gezien worden als een der methoden van de psychologie, het best vergelijkbaar met Rorschachs psychodiagnostiek. Zij is een verfijnde observatiemethode, maar biedt ook de mogelijkheid tot dieptepsychologische vaststellingen. Zij heeft haar bruikbaarheid ten volle bewezen in de practijk van de psychotechniek. De grenzen van deze methode van onderzoek dienen echter terdege in het oog te worden gehouden.

Uit het handschrift kan een diepere laag van de persoonlijkheid worden vastgesteld, doch niet altijd de wijze van optreden en niet de concrete arbeidsprestatie. Het komt voor, dat het handschrift een ernstige neurotische constitutie openbaart, die (nog) niet in het gedrag van de schrijver tot uiting komt of waarvan de manifestatie door een psychotherapeutische behandeling is opgeheven. Een grafologische beoordeling kan schijnbaar gelogenstraft worden door de feiten, doch de ervaring leert ook, dat de in een grafologisch rapport aangegeven tendenties inderdaad aanwezig zijn, al behoeven zij zich nog niet onder alle omstandigheden te manifesteren.

Het resultaat van een grafologisch onderzoek kan een belangrijke waarschuwing inhouden. Daarom reeds is de grafologische beoordeling van het handschrift in verband met een psychologisch onderzoek van grote betekenis en kan ze alleen vervangen worden door langdurige vertrouwelijke gesprekken of een diepgaand Rorschachonderzoek. Het zal echter geen betoog behoeven, dat alleen een combinatie van vele methoden van psychologisch onderzoek tot een volkomen bevredigend resultaat kan leiden.

Verscheidene facetten der persoonlijkheid kunnen grafologisch heel goed worden vastgesteld. Uit het handschrift kunnen zowel de intelligentie als de yy joor wilseigenschappen en het gevoelsleven worden afgeleid. De emotionaliteit en het temperament lenen zich uitstekend voor grafologische beoordeling, evenals remmingen in het gevoelsleven en andere karakterstoornissen.

De grafologie en de Rorschachtest hebben veel met elkaar gemeen, doch de handschriftkunde wint het van de Rorschach inzake de vaststelling van energie en wilseigenschappen. De grafologische diagnoses zullen voortdurend aan zekerheid winnen, als de grafologie contact houdt met de ontwikkeling van psychologie en karakterologie. Omgekeerd kunnen de laatstgenoemde gebieden er hun voordeel mee doen, als zij zich meer dan tot nog toe bezig houden met het handschriftkundig onderzoek.

De moeilijkheden van het grafologisch rapport zijn niet anders dan die waarop elke poging tot persoonsbeschrijving stuit. Het menselijke zieleleven is wezenlijk iets anders dan men in woorden vatten kan. Een juiste formulering kan slechts benaderd worden en is in vele opzichten meer een artistieke dan een wetenschappelijke prestatie. De psychologie en karakterologie zijn nu eenmaal nog niet zo ver, dat elke opvatting over het zieleleven, ook al is deze practisch juist, wetenschappelijk verantwoord kan worden. Hier kan niet worden gemeten en geen exact bewijs worden geleverd, maar wel kunnen degenen, die hiervoor toegankelijk zijn, leren begrijpen, waarom een complex van schrifteigenschappen op een bepaalde wijze wordt geïnterpreteerd.

. Geschiedenis der grafologie Het schijnt dat reeds de oude Chinezen hun schrijfwijzen indeelden in verschillende stijlen. Men sprak van regenwormstijl, ijzerdraadstijl, bamboestijl, enz., ook van arenschrift, steenschrift, wolkenschrift e.d. In het Chinees betekent het woord ‘wen’ zowel schriftteken als ornament. Ons woord stijl is van het Latijnse ‘stilus’ afkomstig, waarmede de griffel werd aangeduid, die de Romeinen gebruikten om op wastafels te schrijven.

Door alle eeuwen heen schijnen er losse opmerkingen gemaakt te zijn over opvallende handschriften, doch het eerste boek over dit onderwerp is vermoedelijk dat van de Italiaanse arts Camillo Baldo, getiteld ‘Verhandeling hoe men uit een brief de karaktereigenschappen van de schrijver kan opmaken’ (1662). Meer dan een eeuw later, in 1774, heeft de Zwitserse theoloog Lavater zich ook over handschriften uitgesproken in zijn beroemde ‘Physiognomische Fragmente’. In 1851 heeft de Duitse zonderlingen fantast Hemen de eerste ‘grafologische rubriek’ in een dagblad verzorgd. Het woord grafologie bestond toen nog niet. De ‘handschriftkunde’ heette in die dagen chirogrammatomantie. De intuïtief bijzonder begaafde Franse abt Michon (1806-1881) publiceerde in 1875 zijn ‘Système de graphologie’, waarmede hij het kind een behoorlijke naam gaf. Niet alleen hierom heet Michon de vader van de moderne grafologie. Hij trachtte systeem in de bestudering van handschriften te brengen, hij verzamelde en vergeleek, waarbij hij geholpen werd door zijn natuurlijke mensenkennis. Zijn werkwijze droeg duidelijk het stempel van de elementenpsychologie, hetgeen in die tijd ook moeilijk anders kon.

Een belangrijke stap verder zette de Duitse fysioloog en medicus Preyer in 1895, toen hij zijn boek ‘Psychologie des Schreibens’ publiceerde. Hierin vestigde hij voor het eerst de aandacht op de werkzaamheid schrijven, waarvan het voltooide handschrift het resultaat is. Hij leerde uit het handschrift de bewegingswijze reconstrueren.

Een belangrijk boek is ook dat van de Duitse psychiater Meyer, ‘Die wissenschaftlichen Grundlagen der Graphologie, Vorschule der gerichtlichen Schriftvergleichung’ (1901, 3de druk 1940). Georg Meyer was de grafologische voorloper van Ludwig Klages, de Duitse filosoof en karakteroloog, die aan de handschriftkunde onmiskenbaar belangrijke diensten heeft bewezen. Zijn belangrijkste grafologische studiewerk is ‘Handschrift und Charakter’ (1917, 20ste druk 1941). L. DEEN J. Jacoby, Analysis of Handwriting, 1939.

Klages, Grundlegung der Wissenschaft vom Ausdruck, 1936.

M.Pulver, Symbolik der Handschrift, 1940.
S.V. Margadant, Eine tiefenpsychologische Grundlage zur Klages'sehen Graphologie, 1938.
R. Saudek, Experimentelle Graphologie, 1929.
J.Schrijver, Leerboek der Graphologie, z.j.

Graphologia, Beiheft zur Schweizerischen Zeitschrift für Psychologie und ihre Anwendungen, 1945.