Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

get

betekenis & definitie

I. (ver)krijgen, in zijn macht (te pakken) krijgen, bekomen opdoen, vatten; verdienen; halen, nemen; bezorgen; krijgen (brengen, overhalen) tot, ervoor zorgen dat; begrijpen, snappen; beetnemen; what have you got there?, wat heb je daar?; you have got to..., je moet...; it gets me, 't hindert mij; get it (hot, nicely), er (ongenadig) van langs krijgen; get it done (copied), iets laten doen (overschrijven);

II. get you gone!, scheer je weg!;

III. komen; worden, (ge)raken; 'em smeren; get going, aan de gang (aan de slag) gaan; op gang komen (brengen); get undone, ook: losgaan; I got ...ing, ik begon te...; he could not get about, hij kon niet lopen, don’t let it get about, vertel het niet verder, get (a bit) above oneself, verwaand worden; get abroad, ruchtbaar worden; get across, oversteken; get across or over (the footlights), het publiek bereiken; „het doen”; get along, vooruitgaan, opschieten; how are things getting along?, hoe staat het er mee?; get along (with you)! ga nou door!; get along with it, iets klaarspelen; get at, komen bij (aan, achter), bereiken, te pakken krijgen (nemen); fig knoeien met, omkopen; get away, wegkrijgen; wegkomen, zich wegpakken; er vandoor gaan [v. paard]; get away from the subject, afkomen van 't ä propos, afdwalen; get away with it, er mee aan de haal gaan of gaan strijken; succes (ermee) hebben, 't klaarspelen, 't gedaan krijgen; get back, 1. teruggaan, -komen; 2. terugkrijgen; get back (some of) one’s own, zich schadeloos stellen, 't betaald zetten; get down, af-, uitstappen, afstijgen, naar beneden gaan (krijgen); [eten] naar binnen krijgen; fig onder krijgen; get down to brass tacks, spijkers met koppen slaan; get in, instappen; binnenkom, gekozen worden [voor Kamer]; binnenkrijgen, er in krijgen, [een woord] er tussen krijgen, plaatsen; [oogst] binnenhalen; get into, krijgen in; komen (stappen, raken) in; get into one’s clothes, ook: aantrekken; get off, weggaan, vertrekken; af-, uitstappen; kwijtraken [vals geld]; debiteren [mop]; afbrengen [schip]; get off cheap(ly), er goedkoop van afkomen; get off a horse, afstijgen; get on, 1. vooruitkomen; vorderen, opschieten; 2. op jaren komen; get on!, loop heen!, ga nou door!; how are you getting on?, ook: hoe staan de zaken?; get on one’s boots, zijn laarzen aankrijgen; it is (you are) getting on my nerves, het (je) maakt me zenuwachtig; it is getting on for 12. o’clock, het loopt naar twaalven; get on with, overweg kunnen met; het stellen met; get out, uitkomen, uitlekken; af-, uitstappen, uitstijgen; get out!, er uit!; loop heen!; get out a boat, uitzetten; get out a word, uitbrengen; get out of, komen uit; verliezen; get out of bed the wrong foot (leg) foremost, met het verkeerde been uit bed stappen; get over, [een verlies] te boven komen; [een weg] afleggen; afdoen; not get over it, zich niet over iets heen kunnen zetten; iets niet „op” kunnen; get over one, beetnemen; zie ook: get across-, get round, weer beter worden; get round the difficulty, omzeilen; get round one, iemand inpalmen, beetnemen; there is no getting round this, daaraan is niet te ontkomen; get there, „er komen" [als arrivé]; „het doen", raak zijn, pakken; get through, 1. Aansluiting krijgen; 2. [spiristisch] contact krijgen; 3. zich een weg banen door, komen door; het er af brengen, er door komen; get to, komen bij, bereiken, er toe komen (om); where’s my book got to?, gebleven?; get to like it, er smaak (zin) in krijgen; get together, bijeenbrengen; (zich) verenigen; the fire was got under, men werd de brand meester; get up, opstaan; op-, instappen; opsteken [wind]; arrangeren, in elkaar of op touw zetten, monteren [toneelstuk]; maken [stoom]; opmaken [linnen]; (aan)kleden; uitvoeren [v. e. boek]; prepareren, nazien [lessen]; get oneself up, zich mooi maken, zich opdirken.

< >