Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

CHRISTENDOM

betekenis & definitie

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, te achterhalen wanneer in Zeeland voor het eerst christelijke invloeden merkbaar zijn geweest en waar en wanneer de vroegste kersteningen hebben plaatsgevonden. Te denken valt aan de tijd van Karel de Grote (742-814).

We mogen Karei de Grote rekenen tot de grote christelijke persoonlijkheden. Hij is zonder het christendom niet te denken en zonder hem is het christendom in West-Europa evenmin te denken.De vraag kan nu worden gesteld hoeveel kerken er in Zeeland stonden, ten tijde van Karel de Grote, een eeuw na de komst van Willibrord in deze landen. Dat zijn er hoogstens drie geweest. Hierbij moeten we bedenken dat het huidige Zeeland toen een zeer dun bevolkt gebied was dat grotendeels bestond uit schorren en slikken, zoals we die nu nog kunnen zien in het land van Saeftinge. Alleen de streken langs de duinen en de zandgronden in Zeeuws-Vlaanderen boden gelegenheid voor wat meer bewoning en daar zullen we dan ook de oudste kerken moeten zoeken.

In 690 is Willibrord met zijn twaalf gezellen vanuit Engeland overgestoken. Vanaf het begin heeft hij zich gesteld onder de hoede van de Frankische koningen en hofmeiers, die hem als gebied voor zijn evangelisatiewerk o.a. citerior Fresia aanwezen, het Friesland van de zee, zoals het ook werd genoemd. Daaronder kan moeilijk iets anders worden verstaan dan het Friesland beneden de grote rivieren, dat door de Franken werd overheerst. In Antwerpen is aan Willibrord zijn eerste kerk geschonken. Van daaruit heeft hij, gedurende de eerste jaren van zijn verblijf in deze landen, het evangelie verkondigd. Zijn levensbeschrijver Alcuinus, die een honderd jaar later schreef, vertelt ons van zijn tocht naar Walcheren.

Het is mogelijk dat Willibrord in het oude handelscentrum Domburg een kerk heeft gesticht. In ieder geval heeft Willibrord op Walcheren aanzienlijke bezittingen gehad, die hij bij testament vermaakt heeft aan de abdij van Echternach.

Van een tweede kerk in het Zeeuwse gebied weten we door de schenking van een zekere Godebert aan de benedictijnerabdij van Lorsch (Hessen) in 776. Deze schenking bestond uit land, een kerk, een huis met drie onvrijen en zeventien zoutketen. Dekker maakt het waarschijnlijk dat deze kerk gezocht moet worden in het duingebied van Schouwen en denkt aan Burgh, mogelijk aan Haamstede. De kerk van Burgh had Willibrord tot schutspatroon, wat volgens hem wijst op de hoge ouderdom van die kerk.

De derde kerk die mogelijk in Zeeland heeft gestaan ten tijde van Karei de Grote, is dan die welke gesticht zou zijn door Eligius (ca. 590 - ca. 660). Een latere overlevering vermeldt dat Eligius ook in West ZeeuwsVlaanderen zou hebben geëvangeliseerd en daar een kerk zou hebben gesticht. → Aardenburg en toch ook → Oostburg komen hiervoor in aanmerking. De laatste plaats had een kerk die gewijd was aan St.-Eligius.

Moeten we bij twee van deze drie kerken van veronderstellingen uitgaan, nog meer is dat het geval bij het beantwoorden van de vraag of er vóór de komst van Eligius en Willibrord christenen in Zeeland zijn geweest. Hoewel het weer aan bewijzen ontbreekt, bestaat die mogelij kheid wel. Twee perioden zouden daarvoor in aanmerking kunnen komen: de laatste periode van de Romeinse heerschappij in onze landen en de tijd na de doop van koning Clovis (466-511) te Reims op de Kerstdag van 506.

In de laatste periode van de Romeinen was er in Keulen een christelijke gemeente, evenals in Maastricht. Het oude Domburg had in ieder geval nauwe handelsbetrekkingen met Keulen. Het is bekend dat in de Romeinse tijd het christendom zich heeft voortgeplant langs de handelsroutes en heirwegen. Maar, zo wij al zouden kunnen veronderstellen dat er in die tijd christenen in Zeeland zijn geweest, dan mogen we ook aannemen dat dit christendom verdwenen is toen de Romeinen zich terugtrokken onder de druk van de Germaanse stammen. Onder koning Dagobert (602-639) hebben de Franken de linie langs de Rijn, van Nijmegen tot Katwijk weer bezet. Bekend is ook dat deze koning o.a. in het vroegere Romeinse castrum te Utrecht een kerk heeft gebouwd, die later door de Friezen is verwoest.

In deze tijd is Zeeland in ieder geval in handen van de Franken geweest, wat betekende dat het open lag voor het christendom. Maar reeds voordien was het christendom in ons land bekend. Zowel boven als beneden de grote rivieren zijn er grafvelden opgegraven waaruit dit duidelijk kan worden afgeleid. Zeker vóór 450 na Christus komen er skeletgraven voor met de richting west-oost, zonder grafgiften, dit in tegenstelling tot beslist nietchristelijke wijzen van begraven, zoals brandgraven en skeletgraven met de richting noord-zuid. Naar alle waarschijnlijkheid zijn dit graven geweest van Ariaanse christenen. Tot de 7e eeuw hebben de Germaanse volken vastgehouden aan het Arianisme.

Willibrord en Bonifatius hebben hen, met de Frankische macht achter zich, gebracht onder het kerkelijk gezag van Rome. Dit soort grafvelden is in Zeeland niet gevonden, wat ons niet behoeft te verbazen, aangezien de kustlijn zich enige kilometers naar het oosten heeft verplaatst. Uit het enige grafveld waarvan we in Zeeland weten, bij Oostkapelle (en mogelijk één op Schouwen) dat bij afslag van de kust onder de duinen vandaan is gekomen, zijn geen conclusies te trekken. Maar de mogelijkheid van het christendom vóór de komst van Willibrord blijft open.

Ook wat de ontwikkeling van het christendom in Zeeland na Karei de Grote betreft, blijven er vele vragen over. Door de invallen van de Vikingen is veel verstoord. Terecht meent Dekker dat de verdere ontwikkeling van het christendom in Zeeland zich heeft voltrokken van het westen naar het oosten. In Zeeuws-Vlaanderen was de richting van het zuiden naar het noorden. Hij gaat daarbij uit van de kerk die in het oude → Domburg heeft gestaan. Toen dit oude handelscentrum door de zee werd verzwolgen, is het gebied van zijn kerk opgedeeld tussen Oost- en Westkapelle, waarbij de grens dwars door het huidige Domburg heenliep.

Mogelijk reeds in de 10e eeuw zijn deze twee tot hoofdkerken geworden. Maar reeds voordien was er, volgens Dekker, een dochterkerk van het oude Domburg in Middelburg gekomen, de Westmonster, die aan St.-Maarten was gewijd, de patroonheilige van het bisdom Utrecht. Uit de Westmonster zouden dan zijn voort gekomen als hoofdkerken de Noordmonster in Middelburg en West-Souburg en mogelijk die van Welle op Noord-Beveland en Monster op Borssele, als ook die van Wemeldinge. Deze kerken zijn op hun beurt weer moederkerken geworden. (Zie: → Kerkfiliatie). Maar dan zijn we reeds enige eeuwen later.

Op Schouwen was er, behalve de kerk die eigendom is geweest van de abdij van Lorsch, in 976 ook een kerk die behoorde aan de St.-Baafsabdij te Gent. Dekker zoekt deze in Zierikzee. Uit deze twee zijn op Schouwen de andere parochies voortgekomen.

Op Duiveland heeft Ouwerkerk de oudste kerk gehad, die gewijd was aan St.-Geertruid (626-659), een tante van Karei de Grote en abdis van de abdij te Nij vel. Wanneer deze kerk gesticht is, weten we niet. Van hieruit is de kerkfiliatie op Duiveland begonnen.

In Zeeuws-Vlaanderen heeft de kerkstichting plaatsgevonden vanuit de hoofdplaatsen van de Vier Ambachten, Assenede, Bouchoute, Axel en Hulst. In Oost ZeeuwsVlaanderen hebben de cisterciënzerabdijen en de norbertijnerabdij van Drongen bij Gent, hun aandeel geleverd. In West Zeeuws-Vlaanderen is de invloed van de benedictijnerabdijen van St.-Pieters en St.Baafs te Gent zeer groot geweest. En zo hebben er op het gebied van het tegenwoordige Zeeland uiteindelijk meer dan 200 kerken gestaan. Maar dan zijn we in de 15e eeuw.

LITERATUUR

C. Dekker, Zuid-Beveland.