Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

SEMINARIES

betekenis & definitie

priesteropleidingsinstituten; het seminarie werd als zodanig ingesteld in 1563 op het Algemeen Concilie van Trente. Om in het Bisdom Den Bosch een seminarie op te richten werden pogingen ondernomen door de bisschoppen Metsius en Masius; onder Zoesius kwam het eerste tot stand, in 1613 verenigd met het klooster van de fraters in Den Bosch; in 1625 werd voornamelijk voor dit doel het Bossche College aan de Katholieke Universiteit van Leuven opgericht, dat tot 1797 heeft bestaan.

In 1798 werd op initiatief van vicaris Van Gils in ’s-Hertogenbosch begonnen, al spoedig daarna, in 1799 overgebracht naar kasteel Nieuw-Herlaer te Sint-Michielsgestel. In 1837 werd in Haaren met de bouw van het groot-seminarie begonnen, dat in 1839, naar ontwerp van Jacobus Cuyten gereed kwam. In 1815 was inmiddels op Veebeek in Berlicum begonnen met een klein-seminarie, dat in 1816/17 plaats moest maken voor het landgoed Beekvliet, dat voor dit doel in Sint-Michielsgestel werd aangekocht. In het Bisdom Breda werd in 1798 een seminarie gesticht, dat tot 1800 in Breda gevestigd was. Het Bredase vicariaat nam in 1839 het college van Oudenbosch, dat in 1830 was gesticht, over; dit werd in 1853 tot klein-seminarie verheven. In 1878 werd het van Oudenbosch naar Ypelaar overgebracht, gevestigd te Ginneken.

Breda kreeg zijn groot-seminarie op Bovendonk in Hoeven, een voormalige uithof van de bisschoppen van Antwerpen. Met het groot-seminarie in het Bredase vicariaat was in 1809 op Ypelaar begonnen; in 1817 werd Bovendonk daarvoor aangekocht en in 1903 op grote schaal uitgebreid. De seminaries werden opgeheven; daarna werd in 1967 begonnen met theologische faculteiten. Zie ook: Priesteropleidingen.