Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

DUINKERKEN, ANTON VAN

betekenis & definitie

(Bergen op Zoom 1903-Nijmegen 1968), pseudoniem voor Willem J. M.

A. Asselbergs: stud. aan het Groot-seminarie Bisdom Breda; publiceerde in 1920 onder pseudoniem Selbergas, in de Avondster werden bijdragen van hem opgenomen in de bijzondere Kerstmis- en Paas-uitgaven, werd lid van de kunstenaarsclub De Dolfijnen, later voorzitter van de Bredase kring van letterkundigen „Egelantierke”, publiceerde bijdragen in het Kerkklokje onder Antonides, in zijn seminarie-tijd v.a. 1923 werkte hij al mee aan het tijdschrift Roeping onder de schuilnaam Van Duinkerken om een publikatieverbod van zijn superieuren te ontlopen. Na 1925 werd elke medewerking verboden; Van Duinkerken verliet in 1927 het seminarie; werd redacteur van Roeping, tot in 1928, en medewerker van het kath.dagblad De Tijd, in 1929 redacteur van die krant en redacteur van De Gemeenschap. In 1934 werd Van Duinkerken de eerste katholieke redacteur van De Gids; in 1936 was hij even lid van het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal socialisten, een groep van intellectuelen, bedoeld als anti-fascistisch front; publiceerde o.m. een brochure. De Universiteit van Leuven verleende Anton van Duinkerken in 1937 een ere-doctoraat en enkele jaren later, in 1940, werd hij bijzonder hoogleraar in de Vondelwetenschappen aan de Universiteit van Leiden, in 1948 hoogleraar aan de Jan van Eyck-academie in Maastricht, in 1952 gewoon hoogleraar in de letterkunde aan de katholieke Universiteit van Nijmegen. Van 1964-1965 was hij rector-magnificus.Hij publiceerde vele werken, essays, kritieken, literair-historische studies, culturele beschouwingen en gedichten. Hij speelde een belangrijke rol in de emancipatie van de Katholieken in Nederland in de jaren zestig. Van Duinkerken was een eminent spreker.

In de oorlog, toen hij schreef onder het pseudoniem Andries van Doorn en tot aan de opheffing van De Gemeenschap onder het pseudoniem Chr. André Leffens, werd Van Duinkerken met vele andere prominente Nederlanders als gijzelaar gevangen genomen door de Duitsers in Sint-Michielsgestel.

Na de oorlog werd hij redacteur van Elsevier, waarvan hij ook een der oprichters was. Van Duinkerken was een van de grote figuren van de Groot-Kempische Cultuurdagen in Hilvarenbeek.

Publikaties: Onder Gods ogen (1927); Hedendaagse ketterijen (1929); Lyrisch labyrinth (1930); Achter de vuurlijn (1930); Het wereldorgel (1931); Katholiek verzet (1932); Welaan dan, beminde geloovigen (z.j.); De Katholieke poezie (vanaf 1932), bloemlezing in drie delen: I Middeleeuwen; II Dichters der Contra Reformatie; III Dichters der Emancipatie 1700-1938; De mensen hebben hun gebreken (1935); Hart van Brabant (1936); Ballade van de katholiek (1936); Verscheurde christenheid (1937); Verzen op kerstmis (1941); Legende van den tijd (1941); Nederlandsche vromen van den nieuwen tij d (1941); Ascese der schoonheid (1942); Waaiend pluis (1943); Bescheiden gastgeschenk (1945); Het vierenswaardig wonder (1946); Tobias met den engel (1946); Verzen uit Sint-Michielsgestel (1946); Dichters om Oranje (1946) (met P. J. G. Huincks); Hartgeheim (1947) ; Mensen en meningen (1952); Verzamelde gedichten (1957); Verzamelde geschriften (1964); Brabantse herinneringen (1964); Nijmeegse colleges (1967).

Prijzen: Voor het tweede deel van zijn bloemlezing De Katholieke poëzie werd hij bekroond met de Van der Hoogtprijs en met een eredoctoraat van de universiteit van Leuven. In 1960 ontving hij de Constantijn Huygensprijs.

In 1968 kreeg hij de prijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen voor zijn „Nijmeegse Colleges”. Van Duinkerken gaf die prijs toen door aan de auteur Jan Naaijkens.

Bron: Museum Commanderie van St.Jan, catalogus 1983; dr. Joosten: Kath. en Fascisme.