Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

HILVARENBEEK

betekenis & definitie

gemeente in Noord-Brabant, ten Zuiden van Tilburg aan de Hilver. Ze omvat de dorpen Hilvarenbeek, Esbeek en Biest-Houthakker, alsmede een twintigtal buurtschappen w.o.

Gorp, Rovert, Groot Loo, Grote en Kleine Voort, Hoogeind en Westerwijk.Hilvarenbeek telt 9240 inwoners (1984) en is 6817 ha groot. Ze maakt deel uit van het stadsgewest Tilburg en grenst aan de gemeenten Berkel-Enschot, Moergestel, Diessen, Hooge en Lage Mierde, de Belgische gemeente Ravels (prov. Antwerpen), Goirle en Tilburg.

Wapen: In 1817 werd het wapen van Hilvarenbeek door de Hoge Raad van Adel niet vastgesteld. Het oudst bekende zegel van Hilvarenbeek is dat van het kanunnikencollege van de St. Pieterskerk aan een oorkonde uit 1157. Aan een oorkonde uit 1207 hangt het zegel met als voorstelling St. Pieter, patroon van de Beekse kerk, met een sleutel in zijn hand. Het randschrift luidt: Sigilium Sancti Petri in Beco.

Geschiedenis: Van de voorhistorische bewoners van Hilvarenbeek is weinig bekend, hoewel er hier en daar prehistorische gebruiksvoorwerpen zijn opgegraven en sporen van grafvelden uit de 9de eeuw v. Chr. zijn gevonden. Ook uit de tijd der Romeinen en Franken is weinig overgebleven. Wel kan worden aangenomen dat de H. Lambertus en de H. Willibrordus ook hier het christendom hebben gepredikt. Een oude kapel in het gehucht de Westerwijk draagt de naam van de bisschop van Maastricht.

Uit welke tijd de kerk in de dorpskern stamt, valt niet te zeggen. Wel dat zij er reeds in het begin van de 12de eeuw stond. Want ze werd in 1157, anderen zeggen 1173, kapittelkerk. Daarmee is Hilvarenbeek zo niet het oudste, dan toch een van de oudste kapittels van heel Brabant. Steeds wordt weer een edelvrouw Hilvaris, ook Hildewaris geheten, als stichteres genoemd. Hoewel daarover geen contemporaine berichten bestaan, wordt wel in een uitgifte-brief van onbebouwde gronden uit 1331 het dorp ,,Becader Heiliger Hildewardis” genoemd. En op de door Jan Waghevens gegoten klok te Hilvarenbeek (1541) heet het ,,Hylwaris is mijne name”.

Hilvaris zou haar bezit voor de helft aan de bisschop van Luik en voor de helft aan de hertog van Brabant hebben geschonken. Vast staat in elk geval dat Hilvarenbeek als bestuurseenheid altijd twee heren heeft gediend. De hertogelijke helft is achtereenvolgens in handen van de Bourgondiërs (1406), Karel V (1506), daarna van de Spaanse Philipsen. Na de val van Den Bosch (1629) van de Staten Generaal.

De andere helft was in de dertiende eeuw door de bisschop van Luik in leen gegeven aan de heren van Herlaer, daarna aan de familie van Home. In de 14de eeuw komt zij achtereenvolgens in handen van Rogier van Leefdael, van de heren van Peterschem en de heren van Merode. In 1668 gaat ze over naar Catharina de Cort, in wier familie het goed blijft tot 1779, als het wordt overgedaan aan mr. Michel Hubert. In de Franse tijd worden de rechten ingekort en verdwijnt de andere heer, de Staten Generaal, van het toneel.

Niet altijd waren de beide heren, die het recht van allerlei inkomsten en een aantal benoemingsrechten deelden, het eens, hetgeen nogal eens aanleiding gaf tot conflicten.

In 1390 hadden de bewoners van het gehucht Westerwijk de laatste hertogin van Brabant, Johanna, uit het moeras tussen Goirle en Hilvarenbeek weten te redden. Als beloning hadden zij het gemeenschappelijke bezit van de Donk gekregen, waaraan nu nog een houten kruis in de Westerwijk herinnert.

Aan het einde der 14de eeuw leed de gehele Meierij onder de invallen van de Geldersen. Ook Hilvarenbeek werd geplunderd en door brand verwoest. De 15de eeuw is, althans wat de tweede helft betreft, een eeuw van welvaart. Hilvarenbeek heeft dan inmiddels zijn toren, die wel in 1448 geheel afbrandt maar spoedig is herbouwd. Daar het inwoneraantal zich gestaag uitbreidt moet de kerk herhaaldelijk worden vergroot (1520, 1527, 1557).

In 1559 ging bij een nieuwe indeling der bisdommen in de lage landen het dekenaat Hilvarenbeek, dat tot dan toe onder het bisdom Luik (aartsbisdom Keulen) ressorteerde, (verkleind) over naar het bisdom ’s-Hertogenbosch (aartsbisdom Utrecht). Het was de tijd van Joannes Goropius Becanus (1519-1572) die aan de kapittelschool te Hilvarenbeek heeft gestudeerd, evenals de in 1590 door zijn studenten vermoorde hoogleraar Grieks aan de Leuvense universiteit, Guillelmus Fabrius, en Joannes Langecrucius, in 1564 president van het Winckeliaans college te Leuven. Een andere dorpsgenoot was Adrianus Becanus, pastoor van Monster, door geuzen gegrepen en te Brielle doodgemarteld (1572).

Dan is inmiddels de tachtigjarige oorlog uitgebroken en heel de Meierij zucht onder oorlogsschattingen, plunderingen en branden. Soms is er strijd tussen wereldlijke en kerkelijke overheid over de kosten van het herstel waar het een kerk betreft. Aan het eind van het twaalfjarig bestand is Hilvarenbeek nog Spaans, maar na de verovering van ’s-Hertogenbosch maken zowel de Spaanse regering in Brussel als de Republiek in ’s-Gravenhage aanspraak op grote delen van Brabant. Een tijd van ernstige onrust en onzekerheid vooral op godsdienstig gebied volgt. Daaraan komt met de vrede van Munster wel een einde, maar die vrede betekent tevens het einde van de vrijheid van godsdienst, daar Spanje niet meer had kunnen bedingen dan gewetensvrijheid voor de katholieken.

De Franse inval in 1672 heeft naast het nodige ongemak ook iets meer vrijheid i.z. de godsdienst met zich meegebracht. Wel was de welvaart uit Hilvarenbeek verdwenen en raakten steeds meer huizen in verval en onbewoonbaar. Halverwege de 18de eeuw wordt melding gemaakt van het verdwijnen van ,,drapiers van wollen lakens” en van boteropkopers, „hetgeen nu niet meer en is”. Het innen der belastingen werd zo moeilijk dat er welhaast geen burgemeester meer te vinden was, die immers verantwoordelijk was voor de inning. Inmiddels bleef gedurig de plaag van de inkwartiering, soms van hele regimenten. Tot de vrede van Utrecht in 1713.

Tot 1722 speelde het semi-openbare katholieke kerkelijke leven zich in Rovert af. Maar in dat jaar werd de schuurkerk naar Hilvarenbeek verplaatst. Dan heeft de armoe inmiddels wel toegeslagen en groeit nog steeds tot een treurig dieptepunt, getuige de armen- en dodenlijsten uit het einde van de 18de eeuw. En ook de jaarlijkse jacht op landlopers van drossaard met vorsters en schutters, die men „armenjacht” noemde.

Half 1794 bezetten de Fransen Hilvarenbeek. In 1795 werden als representanten 5 schepenen uit de Vrijthof en 5 gezworenen uit de gehuchten gekozen. Maar het einde van de Franse overheersing is ook in Hilvarenbeek met een zucht van verlichting begroet.

Door de eeuwen heen is Hilvarenbeek gebouwd om een typisch Kempisch dorpsplein met de belangwekkende laat-gotische kruiskerk (in oorsprong uit de 12de eeuw, later tussen de 14de en 16de eeuw herhaaldelijk verbouwd) met een toren als een van de mooiste scheppingen van de Kempische gotiek. De kerk heeft een enkele muurschildering, meubilair uit de 17de eeuw en fragmenten van grafzerken. Verder om het Vrijthof een aantal interessante historische panden uit de zestiende eeuw.

Hilvarenbeek heeft binnen haar grenzen de landgoederen De Utrecht (2500 ha), Ananina’s Rust, Oranjebond van Orde, en Gorp de Leye met de hofstede ,,Het Zand”, het omgrache empire-landhuis Groenendaal (19de eeuw), de ronde stenen bergkorenmolen ,,De Doorenboom” (begin 19de eeuw). Verder het natuurreservaat Goor- en Flaesven en het recreatie- en safaripark „De Beekse Bergen”.

Hilvarenbeek heeft een geschied- en oudheidkundekamer. In de buurtschap Gorp het kasteeltje „De Leenhof’.

Gilden: Hilvarenbeek heeft vele oude gilden gekend, waarvan te noemen het Venerabele Gilde van het Eerwaardig Sacrament, een zuiver kerkelijke broederschap die reeds voor 1600 bestond; het Gilde van O.L. Vrouwe uit de 17de eeuw verbonden aan het oude kapelletje van Onze Lieve Vrouw op de Voort; het rond 1900 uitgestorven Gilde van de H. Crispijn en Crispinianus van leerlooiers, zadel- en schoenmakers enz.

Het schuttersgilde St. Joris, in 1461 gesticht, bestaat nog steeds en is in het bezit van een rijke schat aan koningszilver; ook het schuttersgilde van St. Sebastiaan met als oude koningsschild dat van kanunnik Cornelis de Palude uit 1581, dat in 1964 een prijs ontving voor de grootste verzameling koningsschilden.

Bevolking. De voornaamste middelen van bestaan zijn land- en bosbouw, veeteelt, bijenhouderij en pluimveeteelt. Industrie: zuivelfabriek, metaal en textiel, steenfabriek. Forensen en dienstverlening. Voornamelijk r.k., 6% protestant.

Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Vrijthof 10; rijkspolitiebureau, Wouwerstraat 42; postkantoor, Gelderstraat 52.

Nutsbedrijven: gas; Intergas, Oosterhout; water: Waterleidingmij Oost-Brabant, St.-Nikolaasstraat 9, Helvoirt; elektriciteit: PNEM, Fabriekstraat 2, Goirle.

Onderwijs: er zijn vijf scholen voor basisonderwijs; een school voor LHNO en een MAVO. Sportaccomodaties: Hilvarenbeek beschikt over een sporthal en -park, een gymnastiekzaal, een tennishal en een zwembad.

Bronnen: dr. P. C. Brouwer, Hilvarenbeek tot 1813 (1947), N. F. Heerkens e.a„ Hilvarenbeek in heden en verleden (1970).