Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

BOMEN EN HUN GEHEIMEN

betekenis & definitie

Voor alles in de natuur heeft de mens, en vooral het kleine kind, een zekere gevoeligheid behouden; de natuur bepaalt voor een deel zijn stemming. Een winterlandschap buiten, de bloesemende boomgaarden, een veelkleurig veldboeket voor een beeld in een kapelletje, de grauwe luchten op een stormachtige herfstdag, het geheimzinnige maanlicht, donder en bliksem, dit alles behoort bij ons leven.

Zoals de natuurmens in stenen en dieren krachten ontdekte, die hij zelf wenste te hebben, zo ontdekte hij ook in bomen en planten, in hun wonderlijke groei en bloei, in hun geuren en kleuren, in hun heilzame en giftige sappen, iets wat hem dienstbaar kon worden; voor woning en werktuig, voor voedsel en medicijn waren bomen en planten onmisbaar. Schilders en fotografen zien echter niet alleen het nut; in hun geest worden de boomstronken uit de Peel tot grillige bosduivels en een bejaarde te Schijndel sneed uit boomwortels griezelige monsters uit de oertijd.De boom, geworteld in de aarde en zijn kruin opheffend naar de hoge luchten, is vanouds bij vele volkeren het beeld van de kosmos geworden.

De boom als zinnebeeld van groei en bloei, van afsterven maar toch voortleven in zijn vruchten, werd hét symbool voor een huis en een gezin; de wisseling van zonnige en stormachtige seizoenen van bloeien en verkwijnen, treft bomen en gezinnen. Iedere familie, van welk hout ook gesneden, heeft zijn eigen stamboom. Er zijn ook mensen, die bij een voorname gebeurtenis in hun leven een herinneringsboom planten in hun tuin; het kan een huwelijksboom zijn of een geboorteboom, voor een jongen een note- of appelboom, een pereboom voor een meisje. Vaak ziet men, wandelend door de straten van oudere woonwijken, ineens in het bovenlicht boven de deur van een herenhuis of boerderij een gestileerde gietijzeren en meestal witgeverfde levensboom; bij een onderzoek van de laatste jaren telden we er zowel in het oosten als in het westen van de provincie nog meer dan honderd. Evenals op oude merklappen is in deze bovenlichten het oeroude zinnebeeld van de levensboom te herkennen en nog in 1968 werd de aandacht gevraagd voor dit oeroud symbool en sierlijk raamornament. Als christelijk symbool is de boom van kennis van goed en kwaad later vervangen door het kruis als levensboom.

De boom wordt niet vereerd als god; hoogstens wonen er boomnimfen en boomgeesten. Maar de verbinding tussen de godheid en de mens is er wel te vinden. Hoezeer de verering van heilige bomen een moeilijkheid vormde bij de kerstening van de germaanse volken, blijkt o.a. uit het optreden van Martinus van Tours, die een „heidense pijnboom” liet verwijderen en van Bonifatius, die een Donar-eik liet kappen. In zijn rond 573 geschreven verhandeling fulmineerde Martinus van Bracara tegen allen, die nog bij stenen en bomen kwamen offeren, er kaarsen brandden of ex-voto’s neerlegden en ophingen. Deze kerstening heeft zeker bijgedragen tot het ontstaan van diverse bedevaartplaatsen, waar een beeld van een heilige de verering op een ander plan bracht. In Nederland vindt men Maria en andere heiligen, verbonden met een boom: Maria-ter-Eik te Meerveldhoven en Oirschot, Maria ter-Linde te Uden en Oisterwijk.

Te Oirschot zou het eerste wonder in 1406 zijn geschied en vele mensen bezochten de „heilige eik”, om er van de koorts bevrijd te worden. Een mooie legende verhaalt een ander wonder van dit beeld:

„De woeste heer op Spoordonks slot heeft voor den heiligen eik slechts spot.

Hij roept zijn knechts en zegt hun: Ga naar den vermolmden eik en sla tot splinters stam en tak en beeld ...

Zij gaan, maar zie: geen splinter splijt: w7el is hun aks haar scherpte kwijt.

Zij tonen ’t sidderend aan hun heer.

De ruwe ridder spot niet meer”.

Zulke koortsbomen zijn ook van elders bekend, uit Alphen en Eersel. waar tot voor enige tientallen jaren de familieleden van een zieke een stukje van zijn hemd of ander goed kwamen vastbinden en vastknopen aan een eik. Door dit contact tussen het ondergoed van de zieke en het levende hout had de overdracht van de ziekte plaats. De spijkerbedden en de voormalige spijkerbomen uit onze streken dienden om bepaalde wensen met kracht kenbaar te maken. Vele mensen passen overigens dit beginsel van overdracht nog altijd toe; vertellen zij over een ongeluk, dan zou dit onder woorden brengen van iets kwaads het kwaad zelf kunnen aantrekken en wat doen ze: ze kloppen het af aan de ongeverfde onderkant van de tafel! Het hout is een goed en geduldig materiaal; het is ontvankelijk voor wensen van mensen. Snijdt een verliefde niet zijn naam en die van zijn geliefde in de bast van de beukeboom ter weerszijden van een hart met een pijl? Ook dit gebruik is oud; de romantisch aangelegde romeinse dichter Vergilius laat een herder zeggen: „Mijn liefde wil ik kerven in de weke schors der bomen; zij zullen groeien en gij met hen, mijn liefde” (Ecl. 10,53).

Evenals de Romeinen in de altijd groenblijvende cypressen, die op de kerkhoven werden geplaatst, een zinnebeeld zagen van het voortbestaan (Horatius, Ode 2,14). zo laten wij op de kerkhoven de treurwilgen en donkere sparren meeleven met onze rouw'.

Geen boom is in de Nederlanden meer geëerd dan de lindeboom. In zijn beroemd Cruydt-Boeck schreef Rembertus Dodonaeus: „Dezen boom schijnt hier te lande altijd in grootte achtinghe geweest te zijn. soo datmen in alle vrijheden, stedekens ende dorpen van Nederlandt. in sonderheyt van Vlaenderen, alle koopen. tsamenverdragingen ende verbonden onder de Linden plagh te doen. En de Heeren van den lande pleghen altijdt een van alle de Linden te behouden, onder de welcke sij hunne proclamatien. publicatien oft geboden uyt deden roepen endc verkondighen”. Ook Guicciardini merkte in 1567 op. dat juist in de zuidelijke Nederlanden de linde zo hoog gewaardeerd werd. De meeste van deze marktlinden, waaronder men vergaderde, handelde en recht sprak (in Hilvarenbeek en Schijndel staan ze nog bij de kerktoren), zijn vroeg of laat verdwenen, omdat men ze niet als rechtsmonumenten heeft herkend. De oude lindeboom op de Heuvel te Tilburg was in 1662 al zo breed, dat zij door 28 pilaren ondersteund moest worden; in 1700 kreeg zij een nieuwe steunstoel en ..het scheeren van den Gemeentens Lindeboom” werd met zorg verricht.

De stam is zo vervormd door ouderdom, dat men vanuit een bepaalde hoek in de stam de figuren van een moeder met haar kind kan zien. De huidige lindeboom op het Vrijthof te Hilvarenbeek werd in 1676 geplant, maar is niet de eerste ter plaatse; in de eerste decennia van onze eeuw is een jonge linde geplant, om zo nodig de oude op te volgen. ..Den grootsten ende schoonsten Lindenboom van gantsch Nederlandt”. was volgens J. van Oudenhoven de lindeboom te Oisterwijk. die in 1230 tijdens een plundering werd afgebrand; in de 15e eeuw werd bij deze linde de kapel gebouwd voor Onze Lieve Vrouw ter Linde. Uit Eindhoven-Fellenoord is een marktlinde in 1664 vernoemd.

Naast de marktlinden, waarvan er vele zeker teruggaan tot de 12e-13e eeuw. toen de markten opkwamen, zijn er nog de talrijke min of meer geschoren lindebomen voor de boerderijen, waar zij behalve sehaduwkoelte honing boden voor de bijen en bloesem voor de lindethee; deze thee voorkwam beroerten en hartkloppingen en de pap van lindeschors verzachtte brandwonden en hielp tegen het uitvallen van haar.

De middelnederlandse dichter Jacob van Maerlant wijdt in zijn Naturen Bloeme dertien boeken aan de eigenschappen en de kracht van stenen, dieren en planten. Dejeneverbes heet al bij hem ,,een medicine rike” (VIII. 442) en van het harde ebbehout vertelt hij;

,,Sijn hout ghepulvert harde clene Breect in die blase die stene” (VIII, 325-26). Vlierbomen werden bij putten en keldergaten geplaatst, om heksen en toverij te weren, hetzelfde gelooft men van de taxusboom. Het is begrijpelijk dat in Noordwest-Europa de groenblijvende bomen als spar en den, hulst en taxus in de dorre wintermaanden werden gezien als dé getuigen, dat het leven toch doorging. De kerstboom, beladen met slingers, glazen bollen, vogeltjes en heel veel lekkers, is het meest bekende type van de wensboom-hemelboom; de glazen bollen en de slingers die de boom bekransen, weren alle kwaad van deze levensboom, waarin de vogels hun leven voortzetten.

Niet alleen bomen maar ook wortels en vruchten hebben de verbeelding van de mens geraakt. Onder wortels is vooral de mandragora- of alruinwortel met zijn rode kleur tot amulet geworden; mandragora is een perzisch woord dat liefdeskruid betekent en als ,,liefdesappeltjes” komen zij ook in de bijbel voor (Gen. 30,14). Als liefdesamulet blijven zij bekend in alle landen rond de middellandse zee, terwijl ze in Midden- en Noord-Europa vooral dienden bij het zoeken van schatten en de vergroting van kapitaal. De beste wortels werden gezocht onder een galg, daar men meende dat zij uit het zaad van dieven en misdadigers waren ontstaan; de wortel lijkt op een klein mensje en als amulet werden de wortels soms aangekleed en werden zij in wijn gebaad.

Andere wortels als wilde uien en knoflook verdreven door hun doordringende geur heksen en tovenaars en ze werden daarom vaak in huizen en stallen als amulet bewaard en opgehangen. In sommige rozenkransen werden diverse harde vruchten geregen, zodat geloof en bijgeloof heel zusterlijk samengingen. Aan kruidnagels werd vanwege de analogie met de nagel van het H. Kruis grote afwerende kracht toegeschreven; het dragen van een roos van Jericho zou de geboorte verlichten.

De kruidenleer is uit het oosten door de Arabieren naar Europa overgebracht en heeft daar tot in de 17e eeuw weinig veranderingen ondergaan. De volksetymologie en de volksverbeelding heeft voor allerlei planten fraaie namen uitgevonden als Onze Lieve Vrouwe Bedstroo en Duivelsnaaigaren. Kransen van planten en kruiden zijn reeds volgens antieke voorstellingen afweermiddelen; bekranst betekende zoiets als beschermd tegen betovering. De Kruidwisch en het Sint-Janskruidenbosje staan in dit opzicht naast de bruidskrans; een onderzoek naar de bloemenkransen bij stolpbeelden levert zeker ook resultaten op voor dit volksgeloof.

Het uitroken van huizen en stallen met bepaalde kruiden, om boze geesten te verdrijven, kan geplaatst worden naast het knoflook ophangen, dat boven is vermeld. Plantengeur en plantenrook werkt door analogie. Drugs, die thans zozeer in de mode zijn gekomen door de hippies, werden reeds in de oudheid toegepast om extase te verlenen en ,,de ziel van het lichaam te bevrijden”.

Zoals het hoefijzer als pars pro toto het paard heeft vervangen bij de amuletten, zo is het voor een deel ook gebeurd met tak en boom. Een boom is niet hanteerbaar; de tak vervangt in de hand van de mens de boom als teken van leven, macht en waardigheid. De magisch geladen tak wordt omgevormd tot stok en staf en tot een statussymbool op velerlei gebied: de staf van de tamboermajoor, de herautstaf van Hermes of van de boodschappende engel bij Maria, de commando- en maarschalkstaf, de reisstaf (Ex. 12,11), de pelgrimsstaf uit hazelaar en berk als beschermingsteken, de narrenstaf, de bedelstaf (cf. Odysse 13,438), de staf van de pedel met zijn machtwoord „hora est” bij een akademische zitting, de stok van de vendumeester als „stockhouder” en „afslager” en de stok van de veekoopman; deze laatste ruwe stok is evengoed een kenteken als de paraplu van een Londense bankier. De rechter, die „de staf breekt” over een veroordeelde of „een stok achter de deur houdt”, vertegenwoordigt een macht evenals de „staf” van een bedrijf of de „generale staf” in het leger. De lange houten stok, waarmede te Rome de penitenciers hun penitenten raakten, herinnert aan de roede, waarmede een romeinse slaaf in vrijheid werd gesteld.

De tak als scepter kenmerkt de drager van de maatschappelijke orde, zoals de met zorg besneden stokken, waarmede de jeugd te Helvoirt en Cromvoirt in de Goede Week de paaseieren ophaalt, wijzen op het oude recht, waarmede men de beloning opeist. De bekende barbierstaf van de kapperswinkel is een gildeteken. dat ontleent schijnt te zijn aan de stok en de band, waarmede de barbier in vroegere tijden de arm afbond van de klanten, die hij als nevenfunktie moest aderlaten.

In het volksgeloof werd de macht, die in takken en stengels schuilt, verhoogt door ze te bundelen; men denke aan de romeinse fasces. de gard van Sinterklaas en de heksenbezems. Nog sterker was de kracht, indien de afzonderlijke takken of stengels reeds een eigen werking hadden zoals de zeven of negen kruiden van de Kroedwis, die op 15 augustus o.a. te Reek, Haps en Vierlingsbeek wordt opgehangen, of de Sint-Janstros, in de midzomernacht geplukt o.a. te Cuyk, Beugen, Asten, Geldrop, Sambeek en Steensel. Dat de amandeltak voorkomt op het insigne van bejaardenverzorgsters, vindt zijn oorsprong in bijbelse teksten; de amandel, de eerste bloeiende struik in het voorjaar, heet daar een teken van Gods waakzaamheid en wordt elders in verband gebracht met de ouderdom (Jer. 1,11-12; Pred. 12.1-5).

Een gouden tak of gouden staf werd als extra „geladen” beschouwd, omdat zowel de tak als het goud onsterfelijkheid aanduiden.

Bron: Drs. W. Knippenberg in: Zo bijgelovig bent u, 1970.