Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

SCHIJNDEL

betekenis & definitie

gemeente in het westen van Noord-Brabant, gelegen ten zuid-oosten van ’s-Hertogenbosch en omvattende naast de hoofdplaats Schijndel de kerkdorpen Wijbosch, Eerde (ged.) en Gemonde (ged.), alsmede de buurtschappen en gehuchten Achterste Hermolen, Bogaard, Borne, Boschweg, De Bus, Elde, Hermalen, Hoeves, Houtert, Kapeleind, Keur, Lieseind, Meijldoorn, Nieuwe Molenheide, Oetelaar, Plein, Venushoek, Vogelenzang en Vossenberg.

Schijndel, deel uitmakend van het Stadsgewest ’s-Hertogenbosch, telt 20.701 inwoners (1986) en is 4.748 ha. groot. Zij grenst aan de gemeenten Den Dungen, Berlicum, Heeswijk-Dinther, Veghel, Sint-Oedenrode en Sint-Michielsgestel.

Wapen: De omschrijving van het wapen, verleend bij Koninklijk Besluit van 14 april 1958, is als volgt: Gedeeld: I. doorsneden: a. in goud drie wassenaars van sabel (zwart) geplaatst 2 en 1; b. in zilver een jonge eikeboom van sinopel (groen). II. in azuur (blauw) het beeld van St. Servatius, houdende in de rechterhand een kromstaf en in de linkerhand een sleutel, alles van goud. De drie wassenaars zijn afkomstig van het wapen der Van der Lecks, de eerste heren van Schijndel, de eikeboom is het eigenlijke wapen van het burgerlijk gezag van Schijndel en stond reeds in het schependomszegel uit de 14de eeuw.

De gemeentevlag is op 8 april 1960 vastgesteld als volgt: Rechthoekig, bestaande uit drie evenwijdige, horizontale banen van gelijke hoogte in de kleuren, gerekend van boven naar beneden: groen, geel en zwart.

Geschiedenis: De naam Schijndel oudtijds geschreven Skinle zou zijn samengesteld uit de woorden skin = schors en lo = bos en derhalve schorsbos of eikenbos betekenen, waarop ook de eikeboom in het wapen zou duiden. De naam Skinle komt voor in een document uit het jaar 1299, waarin hertog Jan II van Brabant verlof gaf tot het bouwen van de Koeveringse molen. Vuursteensplinters, gevonden in de buurt van Wijbosch, geven echter aan dat reeds vóór 5000 v. Chr. mensen (waarschijnlijk jagers) Schijndelse grond hebben betreden. Potscherven en een paar oude paalsporen geven aan dat er ca 2000 v. Chr. van vaste bewoning sprake is geweest.

Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat het gebied rond Schijndel later ontvolkt is, zijn eerste jongere tekenen van bewoning in deze streken uit het begin der achtste eeuw. Het duurt echter tot eind 13de eeuw voordat er in een schriftelijk stuk sprake is van Schijndel. Het is dan het meest noordelijk gelegen dorp van Peelland, het grootste kwartier van de Meijerij van ’s-Hertogenbosch.

Schijndel dat eerst een zgn. hertogsdorp is geweest, is tegen het einde van de 14de eeuw een heerlijkheid geworden, toen hertogin Johanna van Brabant uit geldnood het dorp in pand aan Hendrick van der Leek gaf. In 1454 werd Schijndel weer hertogsdorp, maar in 1505 moest Philips de Schone op zijn beurt zijn bezit weer verpanden. De nieuwe heer van Schijndel werd Cornelis de Glymes, heer van Zevenbergen, Heeswijk-Dinther enz. Toen in 1551 Karei V, als hertog van Brabant, de pandschuld had terugbetaald aan een der opvolgers van De Glymes, werd Schijndel opnieuw hertogsdorp; maar 8 jaar later herhaalde zich de geschiedenis, nu met Philips II en Jan graaf van Oost-Friesland en heer van Heeswijk-Dinther, in de hoofdrollen. In 1612 kopen tenslotte de burgers van Schijndel de heerlijke rechten van graaf Jan af voor de som van ƒ 2.350,-.

Dan is het dorp inmiddels in de 16de eeuw zwaar beproefd. In 1506 verwoestten de troepen van Karel van Gelder Schijndel praktisch totaal. In 1558 werd het dorp getroffen door een pestepidemie. In 1582 en de daarop volgende jaren lijdt men onder de roverijen en brandstichtingen van rondtrekkende troepen. Maar ook na 1612 is men niet veilig voor rampen. Als Den Bosch gevallen is, menen de Staten-Generaal dat de gehele Meierij in haar bezit is gekomen, de Spanjaarden ontkennen dit.

Met als gevolg dat de Schijndelaren nu twee heren hadden, aan wie belasting moest worden afgedragen onder het eerdere dreigement: betalen of branden. In de jaren 1633-37 werd het dorp herhaaldelijk geplunderd door de Staatse troepen van Frederik Hendrik en in 1636-37 opnieuw getroffen door de pest, waarbij meer dan een derde deel der inwoners stierf.

Na 1648 behoorde Brabant tot de generaliteitslanden, waardoor het werd beschouwd als wingewest van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Staten-Generaal van de Republiek streefden naar de uitroeiing van het katholicisme, het onmogelijk maken van elke ontwikkeling en het weren van handel en industrie. Het dorp Schijndel, dat in 1650 ongeveer 1300 inwoners en 375 huizen telde, verviel tot bittere armoede.

In de daaropvolgende eeuwen heeft Schijndel zich geleidelijk weer tot een wat welvarender dorp ontwikkeld hoewel in 1794 bij de inval der Fransen ook hier als elders roverijen en plunderingen plaatsvonden.

Vanouds kende het voornamelijk landbouw en veeteelt. In de loop der tijden ontstonden ambachten-mede door de aanwezige houtrijkdom , zoals het maken van klompen, hoepels en manden, terwijl de hopteelt en de handel daarin het bierbrouwen bevorderde (in het jaar 1716 waren er zelfs zeven brouwerijen). Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw werd in Schijndel ook het leerlooien beoefend (in 1865 liefst 7 bedrijven). Omstreeks 1850 zijn de landerijen over het geheel genomen niet meer groot genoeg om ervan te kunnen bestaan en is men zich meer gaan toeleggen op de handel. Daarbij bleven klompen en hoepels een belangrijke plaats innemen. In Molenheide werd sinds 1898 een steenfabriek geëxploiteerd.

In de periode 1900-25 waren op deze fabriek bijna 150 personen werkzaam. In 1930 werd de steenfabrikage gestaakt.

Doorslaggevender voor de welvaart waren de oprichting van de waskaarsenfabriek van de familie Bolsius (1871) en de kousenfabriek van Jansen de Wit (1915). Van belang was tevens het besluit van pastoor A. van Erp in 1836 om tot stichting van een nonnenklooster in Schijndel over te gaan. De zusters stelden zich ten doel het geven van onderwijs aan meisjes en de verzorging van bejaarden.

Schijndel, vanouds verdeeld in vijf gehuchten (Wijbosch, Elschot, Borne, Lutteleind en Broekstraat), kende tot 1740 alleen zandwegen. In 1740 kwam de eerste weg van keistenen (van Den Bosch naar Best). Bijna een eeuw later (in 1830) volgde de ingebruikname van de Zuid-Willemsvaart. De ontsluiting van de gemeente kwam echter pas goed op gang door de aanleg van de spoorlijn Boxtel-Gennep (1874; in de volksmond het „Duitse lijntje”) en de tramlijn Den Bosch-Eindhoven (1899). In de 19de eeuw begon ook het inwonertal toe te nemen. Dat de eigenlijke groei pas van deze eeuw dateert, blijkt uit de stijging van het aantal inwoners van 6126 in 1921 tot 8069 in 1930 en tot 19.235 in 1979. Deze stijging werd mede veroorzaakt door de industrialisatie en de groei hiervan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden grote vernielingen aangericht in met name het centrum en het oostelijk deel van de gemeente. Bij de wederopbouw heeft men ingrijpende wijzigingen aangebracht in het stratenplan. Na 1945 is Schijndel een welvarend dorp geworden en zijn vele voorzieningen tot stand gekomen. Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis, Markt 20; groepsbureau Rijkspolitie, Kloosterstraat 30; postkantoor, Meester Michelsstraat 4; waterschappen: De Aa, Postelstraat 49, ’s-Hertogenbosch, De Dommel, Molenpad 8, Boxtel. Nutsbedrijven: elektriciteit: Pnem n.v., Vicaris van Alphenstraat 13; water, Waterleidingmij Oost-Brabant n.v.. Spoorlijn 5, Veghel; gas: Obragas n.v., Evertsestraat 1, Veghel.

Onderwijs: Schijndel heeft 4 peuterspeelzalen, een elftal basisscholen, een bijzondere school voor M.L.K., een scholengemeenschap voor MAVO-HAVO, een Pedagogische Academie, een Lagere Agrarische en een Lagere Technische School en een School voor Lager- en Middelbaar Beroepsonderwijs.

Monumenten: De 15de-eeuwse St. Servatiuskerk is in 1839 uitgebouwd tot een zgn. Waterstaatskerk, _ in de kerk de grafsteen van zeekapitein Jan van Amstel (1618-69) met een grafdicht van Joost van den Vondel. De ronde stenen bergkorenmolen De Pegstukken (1845).

Sport en recreatie: Sporthal, overdekt instructiebad, sport(voetbal, korfbal, hockey) en tennisparken.

Gildes: Schijndel heeft nog 3 gildes t.w. Gildebroederschap der St. Catharina en Barbara, Gilde St. Antonius-St. Sebastiaan en Gilde St. Joris en St. Catharina.

Bron: Wegwijzer voor de gemeente Schijndel (1982/3); Pater Wiro Heesters, Schijndel historische verkenningen (1984).