ook: Opstalboom (letterlijk: gerechtsplaats van het verbond). De plaats bij Aurich in Oostfrl. waar van de nde eeuw ( Urkera) tot ca. 1350 de afgevaardigden van het verbond van de, oorspronkelijk zeven, Fr. zeelanden (aantal niet zeker; in 1323 waren er ten minste 11 districten) op Pinksterdinsdag vergaderden.
Het verbond was een begin van Grootfr., republikeinse staatsvorming, toen de band met het Duitserijk verslapte en elders de feodaliteit zich ontwikkelde. Doel was: bevordering en handhaving van de rechtszekerheid (landvrede) en doelmatige verdediging tegen buitenlandse vijanden. De invloed van de U.reikte in de 12de eeuw van Eems tot Weser. De orde in Fivelgo werd hersteld in 1214 en 1224; in 1231 lukte dat niet. Pas toen Willem m Oostergo en Westergo bedreigde, wisten deze de overige 'zeelanden’ te brengen tot vernieuwing van het verbond en herziening van het statuut (18.9.1323). Willem wist door schepen in beslag te nemen o.a. Oostergo te doen inbinden, maar na zijn dood werd te Appingedam een verbond tussen Frankrijk en de Friezen bezegeld met het ‘sigillum totius Frisiae’ (13.3.1338). zie Zegel.
Pas in de slag bij Warns vindt de dreigende houding der Hollandse graven tijdelijk een einde. Weldra verdween de U. weer. In 1361 tracht de stad Groningen nog het middelpunt te worden en de bond te hervormen; het mislukt, en voortaan concentreert de stad zich op de eigen ommelanden. Upstalboom-statuut. Willekeuren, in 1323 door de V. opgesteld en overgeleverd in Latijnse, Westerlauwers-Fr. en Nederduitse handschriften, die aanmerkelijk verschillende redacties geven. Het statuut is te beschouwen als een van Westergo uitgegane poging, het verbond van de U. nieuw leven in te blazen. Van 1323-27 functioneert dit lichaam inderdaad weer.
Zie: Pb. Heek, Die altfr. Gerichtsverfassung (Weimar 1894), 357 e.v.; D. Kalma, Skiednis feu Fryslân (1944), 155-163; B. xv (1953), 87-105; Reg. Leeuw. Cour,, 59; Repert., 214-215.