Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

TOREN

betekenis & definitie

Karakteristiek voor de Fr. kerk schijnt de

T.-vorm met zadeldak (tweezijdig dak, in Frl. met de nok O.-W.). Een gemetselde spits heeft Surhui-

zum, een vierzijdige o.a. Oudega (Smallingerland); een peervormige spits Deinum. Nu zijn de zadeldakT.s niet specifiek Fr. (ook verder langs de Noordzeekust en elders), noch vormen ze de meerderheid der Fr. T.s (65 van de 350), al zijn er vroeger meer geweest. Zadeldaken met de nok N.-Z. komen in Frl. niet voor. Sommige zadeldaken zijn versierd met uitbouwsels op de hoeken en/of aan de einden van de nok.

Hoe verder naar het oosten, hoe minder van deze versiering. De theorie dat zijT.tjes voorkwamen bij kerken met een mannelijke patroonheilige, en ontbraken bij een patrones, blijkt ongegrond.

Het verband tussen T. en kerk varieert ook. T.s op enige afstand van de kerk (als soms in Groningen en Oostfrl.) komen in Frl. niet voor. Te Oudega (Smallingerland) kan men wel tussen kerk en T. doorzien. In Jorwerd lukt dit niet, maar de aaneensluitende muren van T. en kerk bleken afzonderlijk opgetrokken. Te Hantumhuizen staat de T. half in de kerk, te Hijum op het dak.

Op het armere zand doet men het vaak zonder T. en hangen de klokken in een klokkestoel (ook in J anum is van een T. geen sprake). De dienst van de T. loopt van: ophangplaats voor de klok tot verdedigingswerk of stins voor het gewone volk. Hiervan spreken de gewelven, de mogelijkheid tot afsluiting van binnen uit, waarbij de W. deur ontbreekt (Janum, Lichtaard, Weidum), een stookgelegenheid (te Rinsumageest, op de derde verdieping), de zwaarbeslagen deuren (Hogebeintum).

Soms kwam naast de T. voor de verdediging een klokkestoel voor de klok voor (Beets, Oudeschoot, Tietjerk). Ook is wel in de T. een kleine kapel (doopkapel of W. koor?) gebouwd (Anjum, Britsum, Hijum, Wierum). Van de steden, ook van Kollum, is bekend dat de T. de T.-blazer tot standplaats diende.

T.s zonder kerk staan nog te Eagum, Firdgum, Miedum, Oosterwierum, Schillaard en Tjalhuizum. zie Bouwkunst, Paard op toren.

Zie: I.H. xxix (1949), 261-262; Ned. Kunsthist. Jb. (1950/51), 57-81. Torenmeters. Bijnaam van de inw. van Oldeboorn. Om Tsjum (waar de hoogste dorps-T. van Frl. was) te kunnen overtreffen, zouden zij zijn gaan meten. De Tsjummers kortten echter de meetlijn in (lyntsjesnijers). Soortgelijke verhalen gaan van Koudum, Hallum, Franeker.