Wat is de betekenis van toren?

2023-12-02
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

toren

Het begrip toren heeft 2 verschillende betekenissen: 1) hoog bouwwerk. bouwwerk van aanzienlijke hoogte in verhouding tot de doorsnede, dat op zichzelf staat of deel is van een groter bouwwerk, zoals een kasteel of een kerk. 2) schaakstuk in de vorm van een toren van een kasteel, dat horizontaal of verticaal zo ver men wil over niet-beze...

2023-12-02
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Toren

Ivoren toren, verheven positie vanwaaruit men te weinig contact heeft met de dagelijkse realiteit. In Hooglied 7:4 wordt de hals van de geliefde vergeleken met een ivoren toren: ‘Uw hals is als de ivoren toren, uw ogen zijn als de vijvers van Chesbon bij de poort Bat-Rabbim, uw neus is als de toren van de Libanon, uitziende op Damascus’ (NBG-vertal...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toren

toren - zelfstandig naamwoord uitspraak: to-ren 1. hoog en smal bouwsel ♢ op de toren van de kerk staat een haan 1. in een ivoren toren leven [je niet met anderen bemoeien] ...

2023-12-02
Theater

Gedigitaliseerd Ensie (2015)

Toren

Toren is een vertikaal rek, waarin schijnwerpers* gehangen kunnen worden.

2023-12-02
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

toren

(de; -s) GY veroud. - hoog springtoestel

2023-12-02
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Toren

In de provincie Groningen bleven van de middeleeuwse kerktorens er 47 bewaard. Het merendeel bevindt zich aan de westzijde van het kerkgebouw. De oudste torens dateren uit de 11de eeuw en zijn uit tufsteen opgetrokken, zoals die van Bedum, Doezum en Zuidwolde. In de 13de eeuw, toen de romanogotiek hoogtij vierde, verrezen er veel lage, bakstenen to...

2023-12-02
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Toren

Het hoge huis (zie ‘Huis’) symboliseert de vastberadenheid waarmee we verleidingen van vooral psychisch-geestelijke natuur weerstaan. Is de toren een ruïne, dan kan dit op onze toegeeflijkheid tegen beter weten in wijzen. Voor degene die vanaf het hoogste punt van een toren naar beneden kijkt, zouden hoogdravende plannen eventueel...

2023-12-02
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

toren

zie wensen.

2023-12-02
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

toren

een hoog bouwwerk met uitgesproken verticale structuur, dat in symbolische zin de gedachte van de wereldas uitdrukt, die hemel en aarde verbindt. De bijbelse ‘toren van Babel’ vertegenwoordigt een mythisch symbool van de ‘hemelbestormende’ menselijke hybris (overmoed) in oude tijden.

2023-12-02
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

TOREN

Karakteristiek voor de Fr. kerk schijnt de T.-vorm met zadeldak (tweezijdig dak, in Frl. met de nok O.-W.). Een gemetselde spits heeft Surhui- zum, een vierzijdige o.a. Oudega (Smallingerland); een peervormige spits Deinum. Nu zijn de zadeldakT.s niet specifiek Fr. (ook verder langs de Noordzeekust en elders), noch vormen ze de meerderheid der Fr....

2023-12-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toren

s., toer, pl. tuorren; hoog van de blazen, út in great, heech gat blieze.

2023-12-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toren

m. (-s), 1. bouwwerk van grote hoogte in verhouding tot de doorsnede, boven andere gebouwen uitstekend, inz. tot verdediging, versterking of als sieraad en tot opneming van een klokkenspel dienende : vierkante, ronde, spitse, stompe torens ; een kathedraal met twee torens ; de toren van Babel; de scheve toren te Pisa ; in ’t bijz. kerk...

2023-12-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toren

m. -s, torentje; hoog bouwwerk op vestingmuren, bij kastelen, kerken enz.; afkorting van wacht-, vuurtoren enz.: een ronde, spitse, stompe, vierkante toren; zie kerktoren enz.; als term in het schaakspel gebruike men: kasteel.

2023-12-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Toren

Hoog en slank gebouw, waarvan juist dit hoogzijn het essentieele kenmerk is. a) Doel. Gewoonlijk heeft de t. niet op de eerste plaats een practisch of nuttig doel (uitz.: vuurtoren, watertoren), doch is hij primair uiting van die meest elementaire architectonische aspiratie: het hoog opstapelen, het oprichten, d.w.z. het toonen van de verticale ric...

2023-12-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toren

m. (-s; -tje) [Lat. turris] I. Eig. hoog uitstekend bouwwerk : een vierkante, ronde, spitse. stompe -; een halte-, kasteel-, kerk-, stadhuis-, vuur-, wachttoren; soorten van ~s zijn de campanile, de dakruiter, het juffertje enz.; de scheve -te Pisa. Gez. de van → Babel, de toren van de spraakverwarring; een bouwen zonder de kosten te berekenen...

2023-12-02
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Toren

Een gebouw van ronden, veelhoekigen, vierkanten of rechthoekigen grondvorm, waarvan de hoogte de afmetingen van het grondvlak zeer verre overtreft. De torens worden op veelsoortige wijze toegepast: bij kerken; bij openbare wereldlijke gebouwen van allerlei aard, vooral bij stadhuizen; bij poorten, kasteelen of als verdedigingswerken. Ook alleenstaa...

2023-12-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Toren

m. (-s), 1. bouwwerk van grote hoogte in verhouding tot de doorsnede, boven andere gebouwen uitstekend, hetzij alleenstaand of als onderdeel van een bouwwerk, m.n. ter verdediging, versterking of als sieraad en ter opneming van een klokkenspel; m.n. kerktoren: de haan op de een van Babel bouwen, ruzie maken; op of in een ivoren toren zitten, van ku...

2023-12-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Toren

Toren - in. (-s), hoog en boven andere gebouwen uitstekend bouwwerk (inz. tot verdediging, versterking of tot het ontvangen van een klokkenspel dienende): vierkante, ronde, spitse torens; scheeve toren te Pisa ; — (spr.) een toren bouwen, zonder de kosten te berekenen, iets belangrijks ondernemen, zonder vooraf te bedenken wat er tot de uitvo...

2023-12-02
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Toren

Toren, m. (-s), hoog en boven andere gebouwen uitstekend bouwwerk (inz. tot verdediging, versterking of tot het ontvangen van een klokkenspel dienende); (fig.) gevangenis; vuurtoren; naam van zek. stuk in het schaakspel, kasteel; orde van den - en het Zwaard, portugesche ridderorde. *-ACHTIG, bn. als een toren, in den vorm van eenen toren. *-BLAZE...

2023-12-02
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Toren

z.n.m. - Zie vuurtoren.