Bewoner van het zgn. parklandschap; verder van kreupelhout, bosranden, ook wel van het open veld, mits goede dekking aanwezig is. In de winter wel in groepen, soms van 30 dieren (zgn. sprongen).
In Frl. in Gaasterland, in het bosrijke zuiden en oosten van de prov.; af en toe wel eens in het lage land; op Ameland, meest ingevoerd. Uit de terpen zijn enige geweifragmenten bekend.
Gepubliceerd op 22-01-2020
REE
betekenis & definitie