(Fr.: moster). Herik, veel langs wegen en op ruige terreinen.
Gele M. verwildert op klei. Zwarte M. vrij veel op ruigten en sarepta-M. soms op klei en adventiefterreinen.
In Frl. werd gele M. verbouwd als de prijs hoog was of ter vervanging van mislukte winter- of voorjaarsgewassen. Kan als noodgewas tot in mei gezaaid worden.De beteelde opp. is steeds beperkt gebleven (1911-21 gemiddeld 35 ba). De laatste jaren vindt men nog enkele percelen. Tegenwoordig ook bier en daar als stoppelgewas voor grondbedekker en als groenbemester. Bruine M. is gevreesd om de opslag; men raakt het niet meer kwijt. In pachtcontracten werd de bouw van bruine M. vaak verboden.
Mosterdstip. Saus uit afkookwater van aardappelen, meel en M. Lang de gewone Fr. arbeiderskost. De buurt der armsten heette te Minnertsga M.-stipein. Met azijn i.p.v. M. bereidde men ‘sûr (zuur) stip'.