Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

LIBERALISME

betekenis & definitie

Economisch staatkundig beginsel en groepering. Naam uit de 19de eeuw.

Begrip uit Spanje: Liberalos zijn vrijzinnigen, die een constitutie eisen. Op economisch terrein voorstanders der Manchesterschool, op theologisch terrein meest vrijzinnig.

Voorstanders van openbaar onderwijs.Grootste liberaal in Nederland J. R. Thorbecke, die vele connecties in Frl. heeft. In zijn tijd is de intellectuele bovenlaag in Frl. voor een groot deel liberaal. Hun kandidaat B. Albarda in drie districten verkozen (1848).

Tussen 1850-80 zijn gemeenteraden, Prov. Staten en afgevaardigden naar de Tweede Kamerliberaal. Zo ook de pers: Leeuw. Cour., Oostergo, Drachtster Courant. Na 1880 aanval van twee zijden: A.R.P. en opkomend socialisme. Na grondwetsherziening (1887) gaan enkele districten verloren (Schoterland o.a.).

Ook de verkiezingen van 1901 brengen grote winst aan anderen (Troelstra, Talma). In 1905 volgt gedeeltelijk herstel. Na W.O. 11 zijn de liberalen (V.V.D.) een kleine, hoewel groeiende minderheid (1946 5,1 pct., 1956 8,4, 1958 10,6 pct.). In 1958 grootste aanhang in Baarderadeel,Leeuwarderadeel,Rauwerderhem, Menaldumadeel, Opsterland, Het Bildt.

Zie: Repert., 331.