Seizoenveldwerk door georganiseerde groepen, bestaande uit losse arbeiders, vrouwen en kinderen, o.l.v. een koppelbaas, die het karwei van de boer aannam.
K. was in de 19de eeuw vooral in de bouwstreken gebruikelijk voor wieden, vlastrekken, aardappelrooien e.d. Door het ontbreken van elke bescherming tegen de willekeur van de boer en van de koppelbaas en door de samenstelling van het koppel of ‘boom’ soms uit de ruigste elementen van de arbeidersdorpen op de heide, vormde de K. vaak een aanzienlijk maatschappelijk kwaad, met name door de kinderarbeid en het moreel verval van de door de nood in het koppel gedreven goede arbeider, zie Broedertrouw.