onderwijzer-schrijver (Groningen
3.3.1900-). Werkzaam o.a. te Sint Jacobi Parochie, sedert 1929 bij het U.L.O. te Den Haag (hoofd in 1953). Schreef gedichten. (Kimelûd, 1940), werkte mee aan tijdschriften (ook vertalingen naar Ernst von Wildenbruch), gaf werk voor toneel (Needlot, 1925; As ü driget, 1934; It lïbben ropt, 1934; De nije moarn, ca. 1938; Redbad, 1941), kinderlectuur (Hdns en syn maten, 1928; operette De gouden fûgel, 1937) en toneelwerk in het Nederlands. Zie: Raima, Fr. Skrift. II, 260-271, 322; Piebenga (1957), 254, 257.