Volgelingen van de strenge, door Rome afgewezen leer over genade en uitverkiezing van Cornelius Jansenius (1585-1638), neergelegd in zijn boek Augustinus (1640).
Hiertoe behoorden, in Nederland vooral seculieren en ook de apostolische vicaris Petrus Codde, die daarom ontslagen werd (1703). Nadien verliep de partij; om zich te handhaven kozen de/, in 1723 een aartsbisschop van Utrecht, waarmee een apart kerkgenootschap (oud-katholieken) ontstond. Aartspriester A. van Haatten was geestverwant. Van zijn gemeente St.-Vitus of de Noteboom, aan de Bonte-Papensteegte Lwd.,ging een deel over(— 1806). Ook moeilijkheden te Workum (1696) en op Ameland (1723-26).
Zie: Bijdr. Kerkg. Frl., 81-86; H. Aukes, Het voorgeslacht van kardinaal De Jong (Utrecht 1955), 27-47.