Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

HEEMSTRA

betekenis & definitie

Edel geslacht uit Tietjerksteradeel, gesproten uit het huwelijk van Taecke Obbema (vermeld 1492-1538) en Auck H. Of eerstgenoemde een achterkleinzoon was van Abbe H., hoof deling in Dongeradeel (1415), en of Auck afstamt van de bekende Vetkoper Feije van Dokkum, geridderd door Albrecht van Beieren, mederechter en baljuw van Frl. (1398), is onzeker.

Wel is tot 1700 Feije de meest gebruikte voornaam.Veel militairen: Feije (1630-1690, kolonel, commandant van Emden 1677-82) en zijn zoon Schelte (1665-1733, kolonel in 1690, gouverneur van Jan Willem Friso, gedeputeerde 1706, schoonzoon van Upco van Burmania), zetten diens stamboek van de Fr. adel voort. De achterkleinzoon van Schelte, jhr. (1814) Comelis Scheltinga v.H. (1767-1820), kapitein, maire van Oenkerk, militiecommissaris, trouwde Anna Agatha Geertruida van Sixma; de meeste afstammelingen noemden zich Sixma v. H., terwijl van zijn broer Willem Hendrik (1779-1826) de tak Van H. afstamt. In de 19de eeuw verliet eerst de jongere en daarna de oudere tak Frl. Willem Hendriks oudste zoon was Schelte (1807-1864).

Zie: Stb. 1, 167; 11, 106; v. d. Aa vi, 112-113; xii (Bijv.), 83; N.B.W. ui, 558-559;ix, 343;x, 342-349;Sminia,Naamlijst, 102,131; Andreae, Nalezing, 28; Sminia, Naamlijst (1816-51), 12-14, 21, 24, 35; Ned. Leeuw (1932), 4;LVII (1939), 412; Ned. Adelsboek (1942), II; (1956), 52.

< >