Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

EMDEN

betekenis & definitie

Stad in Oostfrl. Heeft in de 16de eeuw de meeste Fr. ballingen opgevangen.

Reeds 1544-49, als Johannes a Lasco er het protestantisme leidt, komen ze. Tegen 1560 gaan velen (zie Antonius Nicolai), maar na 1576 (Alva!) volgt de grote stroom, naar schatting in dat jaar 6000 (zie Anthonius Joosten, Dominicus Julius).

Behalve geref. kwamen ook libertijnse edelen en watergeuzen, die in de geuzenherberg ‘De gulden Fonteyne’ hun landgangen beraamden. E., de ‘herberg der verdrukten’, het ‘scheepken Christi’, was voor vrijheid en geloof van groot belang.

In E. verschenen de nodige boeken. De kerk van E. was de geref. moederkerk: opleiding predikanten, synode van 1571.

Na 1572 beginnen de vluchtelingen terug te gaan. Later kwamen joden uit E. naar Frl., en 215 van de 390 Oostfriezen, die in Franeker gestudeerd hebben.

Op de Grote kerk te E. stond later: ‘Godes kerk vervolgt verdreven Heeft Godt hier trost gegeven’.Zie: B. van Meer, De synode te E. (1571) (Den Haag 1892); Emder Jahrb. xi (1895); A. A. van Schelven, De Nederduitsche vluchtelingenkerken ... (Den Haag 1909); B. Hagedom, Ostfrieslands Handel... (Berlin 1912); J. J. Raima, Ostfriesische Studenten in Franeker (1957).

< >