Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GRENZEN

betekenis & definitie

Van dorpen en gemeenten. Zijn in principe bepaald door de uiterste G. van de in de dorpen gebundelde plaatsen; immers de plaatsen (met of zonder meenscharren e.d.) ‘vullen’ het dorpsgebied en de dorpsgebieden ‘vullen’ vanouds de grietenij.

Slechts voor brede wateren of stroken heide en woeste grond was nadere regeling nodig. Verder moet er rekening mede worden gehouden, dat enkele dorpen over de G. van de grietenij strekken (Oudkerk).

Later lagen enkele veenkoloniën, als Heerenveen en Rottevalle, in drie gemeenten. De G. zijn vaak grillig.

Zo tussen de grietenijen Hennaarderadeel en Baarderadeel, waar natrekking vanwege de in de buurgrietenij woonachtige landheren de oorzaak kan zijn; voorts bij dorpen in Ferwerderadeel en Westdongeradeel, waar het verheffen van een buurschap tot dorp allicht de enclaves, die spotten met de afronding van een dorpsgebied, lieten ontstaan.Zie: Vr. Fr. XL (1950), 189-199.

Van Friesland. Door geografische omstandigheden en door menselijke daden bepaald. Dit laatste geldt óók voor geografische G., want deze moeten gekozen, erkend en bevestigd worden en vaak door overeenkomsten gepreciseerd. Grote wijzigingen deden zich herhaaldelijk voor bij de eilanden (waar een keur van zeegaten mogelijkheden voor geografische G. gaf), voorts bij Achtkarspelen en de Stellingwerven (ook daar waren diverse mogelijkheden tot afsluiting).

a. Aan de zeekant waren vanouds vaste G.: de Noordzee, wrsch. de Vliestroom (voorlangs de westkust) en de Zuiderzee, maar bij de eilanden was, bij een vaste oostgrens in het zeegat de Lauwers, de westgrens wisselend en vaak onzeker. Toen Westerlauwers-Frl. vorm kreeg, was wrsch. het Vlie de grens: Frl. had rechten op en verbindingen met Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Het laatste bleef een uitgesproken Fr. eiland, maar het speelde evenmin een rol van betekenis als de andere twee, die ‘door de Graven van Hollandt ende Handvesten der Keyseren van Vrieslandt afghescheurt’ zijn: keizer Maximiliaan erkende beide nog als Fr., doch onafhankelijk van de vastelandsgrietenijen in naam was in het begin van de 16de eeuw het Vlie nog de westgrens, maar in feite veeleer het Fr. Gat. Amelands band met Frl. werd sterker, toen het verkocht werd aan stadhouder Johan Willem Friso (1704). Zo verschoof de westgrens naar het Amelander Gat. Na de Franse tijd werd Ameland een volwaardige Fr. grietenij, later gem. Maar Terschelling raakte steeds losser van Frl. en werd in 1615 aan de Staten van Holland verkocht. Toch hoorden Terschelling en Vlieland van 1806-14 tot het Dep. Frl.: toen lag de westgrens in het Eierlandse Gat en na de restauratie weer twee zeegaten oostwaarts tot in W.0.11, en sedertdien behoren Vlieland en Terschelling weer tot Frl. Het is duidelijk, dat de oostgrens in de Lauwerszee loopt, maar de precisering hiervan is actueel geworden i.v.m. de grens in de toekomstige Lauwerszeepolder.
b. De landgrens met Groningen is in principe vanouds het riviertje de Lauwers, al was er vóór 1500 onzekerheid of Achtkarspelen nu Fr. of Gronings was; meestal werd het los-vast tot Oostergo gerekend (dan was de Lauwers ook de zuidgrens van Kollumerland), maar het behoorde niet tot Winnighe en het stond bij de kerkelijke indeling apart van overig Frl. zie Oostergo.

Sinds de Saksische tijd is de Lauwers hier de vaste grens. Zuidelijker vormen de hogevenen de G., maar nauwkeurigheid ontbrak lange tijd, zodat er vele conflicten waren i.v.m. weiderechten en verveningen. In 1724 stelden Frl. en Groningen de oostgrens van Surhuisterveen, Smallingerland en Opsterland definitief vast en in 1731 en 1737 regelden Frl. en Drente de grens bij Opsterland en Ooststellingwerf.

c. In het zuiden en zuidoosten bepaalde de positie der Stellingwerven de G. Dit gebied was niet steeds Fr.: geen deel van Oostergo, evenmin van de oorspr. Zevenwouden. Ten tijde van de ‘vrije natie’ der Stellingwerven lag de Fr. zuidgrens in de Bakkeveenster en Duurswoudster venen en vervolgens langs de Tjonger, maar voor 1328 kan de Linde een grens zijn geweest en voordien misschien de venen van Bakkeveen via Rotsterhaule naar Oosterzee (gezien het samengaan van Schoterland met de Stellingwerven tegen de bisschop van Utrecht en in het vierde der Zeven Fr. Zeelanden). In de 15de eeuw zijn de Stellingwerven meer en meer in de Fr. sfeer betrokken om in 1504 als grietenij in Frl. op te gaan; sedert zijn de venen en woeste gronden achter de Haule en Appelscha en zo tot aan Oldemarkt, waar de Linde Frl. afsloot, de zuidgrens.
s. v. d. H., J. J.

Zie: G. Knop, Schylgeralan (Leiden 1946), 8 e.v.; P. J. van Winter, Hoe heeft de prov. Groningen haar grenzen gekregen? (Groningen 1946); T. H. Oosterwijk, De vrije natie der Stellingwerven (Assen 1952); M. P. van Buijtenen, De Fr.-Groningse grens in Lauwerszee en Wadden (1954).