Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GRATAMA

betekenis & definitie

Harlinger geslacht van kooplieden en tichelaars, nam deze naam aan tussen 1675-1700. Tjepcke (ca. 1723-ca. 1772) had o.a. twee zoons:

1. Seerp. Zijn tak bleef buiten Frl., behalve de derde zoon Hendrik (1794-1833), rechter te Dokkum en Heerenveen, die slechts twee dochters naliet.
2. Tjepke. Zijn zoon en kleinzoons waren kassiers te Lwd., maar vertrokken na een geruchtmakend faillissement kort na 1900.

Zie: Ned. Patr. XXVII (1941), 82; v. d. Aav (G), 113-114; N.B.W. III 491-494.

—, Seerp, jurist (Harlingen 27.10.1757-Groningen
19.9.1837). Patriottisch advocaat en koopman te Harlingen; schreef: Onderzoek naar de geestelijke goederen in Frl. (1796). Werd hoogl. te Harderwijk (1797) en Groningen.

Zie: N.B.W. III, 491-492.

—, Tjepke, koopman en kalkbrander (Harlingen
9.12.1764-Lwd. 12.12.1844). Broer van Seerp, was hypotheekbewaarder, laatst te Lwd. Zeer prinsgezind, kwam in 1787, 1813 en 1830 naar voren.

Zie: N.B.W. III, 494-495.

< >