Een commissie uit de Staten, aan wie (sedert de opstand tegen Spanje) het dagelijks bestuur, alsmede de uitvoering der Statenbesluiten was opgedragen. Ook was hun enige administratieve rechtspraak toegemeten.
Tot de opstand waren G.S. geen regeringscollege, ze werden door de Staten aangewezen om met de landsheerlijke regering te onderhandelen en tegen schending van de privilegiën te waken. Maar sedert 1576 hadden ze bestuursmacht. Bestonden G.S. oorspronkelijk uit driemaal (nl. voor Oostergo, Westergo en Zevenwouden) twee leden, sedert 1578 benoemde het toen toegelaten vierde kwartier der steden eveneens twee, sedert 1584 zelfs drie leden, waardoor hun aantal kwam op negen. G.S. werden telkenjare benoemd uit en door de volmachten der vier kwartieren, waaruit de Staten bestonden. Ze hadden geen permanente voorzitter, sedert 1625 wel een eigen secretaris, toen Staten en Mindergetal samen eveneens een eigen secretaris kregen. zie Provincie (Bestuursinrichting).
Zie: C. J. Guibal, Democratie en Oligarchie in Frl. tijdens de Republiek (Assen 1934), 19-23.