Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

VLAS

betekenis & definitie

(Fr.: flaeks). Teelt in Frl. kort na 1700 begonnen; vooral in N.

Wouden. Na 1800 ook op kleigrond.

Nu alleen daar. Eerst veel F.-land aan gardeniers verhuurd.

Nu verbouwen de boeren zelf V.De schommelende prijzen, deden het areaal telkens wisselen. Tussen 1870-80 veel F. (ca. 5270 ha). Daarna loopt de teelt terug. Nu ca. 1500 ha (Nederland 30 000 ha). In 1956 1751 ha, waarvan in kleibouwstreek 1530 ha, in Leeuwarderadeel 64 ha, in Wonseradeel 135 ha, in Lemsterland 16 ha (Nederland 31 995 ha). In kleibouwstreek neemt V. gemiddeld 5 pct. van de akkerbouwgewassen in.

Prijzen waren in 1957 slecht. Daardoor wrsch. in 1958 nog minder V. Tot W.O. II veelal ter plaatse verwerkt. Middel om de winterseizoenarbeid te overbruggen. Tot ca. 1820 algemeen blauwgroei-V. geteeld (zaad in tonnen uit Rusland, ‘tonzaad’).

Daarna vooral witbloei-V. (minder eisen, meer zaad, zaad hier geteeld). De overgang niet zonder strijd. Na 1900 werd een keuring te velde ingesteld, waardoor de teelt van witbloei sterk is toegenomen. Landras Fr. witbloeiV. ontstond. Een selectie hieruit (gekweekt door J. C.

Dorst) als Concurrent in 1929 in de rassenlijst. Dit ras wordt nu veel geteeld en verdrong het Fr. landras. In 1951 werd Concurrent verdrongen door witbloeiend ras Wiera (in 1957 88 pct., Nederland 93 pct. van het areaal). Twee blauwbloeiende rassen van de Fr. Mij. van Landbouw, nl. Solido (8 pct., Nederland 1 pct.) en Noblesse (3 pct., Nederland sporadisch) komen ook voor.

Verwilderd komt F. voor langs spoor- en (voormalige) tramlijnen. Ook in bermen.

Vlasbewerking. Na het oogsten en drogen op het veld moet het ruwe V. (ongerepeld stro V.) allerlei bewerkingen ondergaan voor het in de spinnerijen tot garen en in de weverijen tot linnen en textiel verwerkt kan worden.

Om het essentiële deel, de zgn. bastvezels, die in groepen in de stengel (bij V.: harrel) liggen, vrij te maken, volgt nu:

a. repelen: de zaaddozen worden van de stengel gescheiden;
b. roten: de verbindingsstof (pectine) tussen houtgedeelte en eromheen liggende bastvezels wordt door een bacteriologisch proces verwijderd;
c. drogen en bleken op het veld;
d. braken: het houtgedeelte wordt in stukjes gebroken;
e. zwingelen: de houtdeeltjes worden verwijderd. Het geschoonde V. (de bastvezels) blijft over. De afvalprodukten van de bewerkingen zijn: van repelen het bolkaf (zaaddozen) en bolraap (korte stengels); van braken en zwingelen de schoven of ‘sjudden’ (de houtdeeltjes) en de ‘hede’ of ‘hiede’ (korte vezels, die bij het zwingelen van de langere afgeslagen worden).

In tegenstelling tot de andere V.-verbouwende prov. werd in Frl. tot ca. 1940 zeer veel F. door of vanwege de verbouwer verwerkt. Dit gaf gedurende de wintermaanden werk: ook gemeenten pasten de V.-bewerking toe als werkverschaffing. Repelen en roten vonden op het bedrijf zelf plaats, het braken en zwingelen in zgn. braakhokken. Deze hokken stonden bij de arbeiderswoningen. Bijgaand staatje geeft de toestand in 1907 en toont de betekenis der V.-bewerking in Frl. in die tijd.

De meeste braakhokken hadden Wonseradeel (N. deel), Franekeradeel, Barradeel, Het Bildt, Menaldumadeel, Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel, West- en Oostdongeradeel en Kollumerland. Het braken en zwingelen veroorzaakte veel stof. Door het stof was het werken in deze braakhokken onaangenaam en ongezond.

Om de speciale manier van bewerken, vooral het roten in opvaarten en sloten (koudwaterroterij) sprak men in die tijd van ‘Fr. V.’ De kwaliteit was iets afwijkend, wat aanleiding was tot het instellen van een V.-commissie door de Fr. Mij. van Landbouw (1920), die rapport uitbracht en verbeteringen voorstelde. Het gezamenlijk roten en verwerken in een fabriek zou de kwaliteit ten goede komen, maar de werkgelegenheid in de winter gedeeltelijk vervallen, zodat tot W.O. II het roten op de boerderij en het braken in de hokken bleef. Op het ogenblik vindt hier en daar alleen het repelen (en dan machinaal) nog op het bedrijf plaats, het roten en de verdere bewerking in roterijen (warmwaterbehandeling) en fabrieken, terwijl veel meer V. ongerepeld of gerepeld rechtstreeks naar België verkocht wordt.

Aantal vlasbraakhokken Totaal aantal werkende pers.

(‘brakers1) Aantal ha verbouwd met vlas Aantal br akers Per 100 ha Friesland 2836 4 583 2 20c 208 Groningen 241 147 4 900 3

Z.-Holland 649 2258 i 900 119

Zeeland IIO 426 0 300 7

N.-Brabant

(W. deel) 158 657 i 300 5i Totaal 3 994 8 071 16 600 49 Gemiddelde in Nederland. Ca. 1910 werd reeds enig V. in fabrieken bewerkt, o.a. in Molenend (1898) en in Dronrijp, terwijl het roten in bakken reeds gebeurde o.a. in N.-Bergum en Dronrijp. In 1938 is de coöp. warmwaterroterij ‘De Vogel’ in de Zuidhoek onder St.-Anna opgericht, in 1941 op dezelfde plaats een fabriek, behorende aan de Coöp. Ver. tot het verwerken van F. ‘de Zuidhoek’

G.A., met 30 man personeel. De fabriek bewerkte in 1957 ca. 17 pct. van het in Frl. verbouwde F. Ook de fabrieken in Molenend en Dronrijp werken nog.
w., R.