Stroming in de geref. kerk der Republiek, die inging tegen de in de 18de eeuw meer en meer bovendrijvende richting der toleranten. Oorspronkelijk een scheldnaam, ook als erenaam gebruikt.
De F. onderscheidden een uitwendig, goddeloos, en een inwendig volk. Piëtistisch gezind, hielden ze vast aan het bevindelijk christendom van Schortinghuis, Verschuir, Smijtegeld e.a.
Meestal waren zij Oranjegezind. Oefenaars, maar ook predikanten (bijv.M. Meiners) bevorderden deze stroming, die zich voortzet in de Afscheiding. Nog heden heten gereformeerden in de mond van hun tegenstanders (de ‘grouwen’) fijn (Fr.: fyn).