Vele Oudfr. formules zijn ons overgeleverd : ambtseden van skelta (grietman), asega (eehera), atta, tolva, schepenen en raadsleden van Sneek, dijkrechters, kerkvoogden en dekens; formulieren voor een boedel-eed, een vermogenseed (fia-eth: van een weduwe omtrent haar mans vermogen, of van een misdadiger omtrent het zijne), een leed-eed (van de leider in een vete, dat hij de boeten zijner volgelingen zal betalen), een vrede-eed (ter bevestiging van een vrede).
Teksteno.a.: Richthofen, Rechtsquellen, 488-491; O.F.W. II, 299-305. Zie: B. XII (1950), 69-81.