Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOUWBOER

betekenis & definitie

Van de drie typen waarin de Fr. boerenstand zich van oudsher laat verdelen, stond de B., zeker in eigen ogen, hoger aangeschreven dan de greid- en woudboer. Hij was de man van de moeilijk te bewerken klei.

Het gemengde bedrijf in het N., met overwegend bouwland, vroeg veel vakkennis. De winstmogelijkheden waren in de goede jaren groot.

De B. voelde zich meer verlicht dan zijn collega’s.Hij voerde dikwijls een hoge staat, had frij hwat wyn yn de swipe (heel wat wind in de zweep). In de ogen van anderen was hij een ' swéslagger' (opschepper). In crisisperioden zijn vele kleiboerengeslachten aan lager wal geraakt. Het gebruik van alcoholica heeft invloed gehad. Er zijn boeren als kastelein of koopman geëindigd, zelfs landarbeider geworden of naar de stad getrokken. Voor een nadere typering vergelijke men de romans van R.

Brolsma (bijv. Saté Humalda en Groun en minsken ) en W. Cuperus.