Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GENEESKUNDE

betekenis & definitie

Historie. Eerst in 1575 werd de opleiding van artsen in de N.

Nederlanden mogelijk (oprichting Leidse Ac.). Voor die tijd studeerden de weinig talrijke Nederlandse artsen in het buitenland.

Bekende Fr. artsen uit de 15de en 16de eeuw zijn Laurentius Frisius, Sikke van Hemminga, Severinus Eugalenus, Petrus Talpa, Henricus van Bra, Petrejus Tiara. De Leeuwarder Alardus Auletius, die in Genève promoveerde, werd in 1589 de eerste medische hoogl. aan de Franeker Hogeschool.

In 1603 publiceerde hij zijn beroemde klacht over de geringschatting van de officiële geneeskundigen en het tekort schieten van het geneeskundig onderwijs.Desondanks hebben nog zeer lang volkomen onbevoegden en ondeskundigen praktijk uitgeoefend (zie Francken, J. H.). Hoewel de Hogeschool te Franeker in de 17de eeuw bloeide is het niet tot een Fr. geneeskundige ‘school’ gekomen. Genoemd moeten worden R. Clingbijl, M. Winsemius, Phil.

Matthaeus Sr., W. W. Muys. De operatieve chirurgie werd door chirurgijns verricht, zo nodig onder toezicht en op aanwijzing der medicinae doctores, die zelf niet opereerden. Een landschapsmedicus en operateur was in de 18de eeuw door de Staten aangesteld voor de chirurgische armenverzorging in Frl. Johannes de Vries en zijn opvolger Joh.

Mulder hebben in deze functie en ook als lijkschouwers en adviseurs van het Hof v. Frl. goed werk gedaan. Zij legden hier de grondslag van de gerechtelijke G. Het Atheneum heeft nog verschillende vroedmeesters en plattelandsheelmeesters opgeleid, zie Chirurgijnsgilden, Farmacie.

Zie: J. Banga, Gesch. v. d. Geneeskunde... (2 dln., 1868); Repert. 113-114, 311-312; Leeuw. Cour. (19.11.1953; 8.5.1954).