Banaan is de vrucht van verschillende Musa-soorten. De namen banaan, pisang en bacove worden gewoonlijk door elkander gebruikt. In Suriname onderscheidt men de banaan, welke niet in rauwen toestand gegeten kan worden, en de bacove, de welbekende vrucht, welke hier te lande ook veel gegeten wordt. In Ned. Oost-Indië spreekt men algemeen van pisang. Men onderscheidt daar dan de ooftpisang (bacove), die rauw gegeten wordt, en de meelpisang (banaan), die gekookt moet worden.
De bacoven kunnen natuurlijk behalve rauw ook gekookt of gebakken gegeten worden. De banaan wordt met de schil gekookt. Het uiterlijk verschilt in de beharing van de steel van de vruchttros. Bij de bacove is de steel meestal wel en bij de banaan niet behaard.
Van sommige Musa-soorten worden de vruchten gesuikerd. De geschilde en gehalveerde vrucht wordt dan in de zon gedroogd.
Op de eilanden ten noorden van de Minahasa vormen de verschillende bananensoorten het hoofdvoedsel voor de bevolking.
De bananen moeten voor hun vervoer naar Europa onrijp verzonden worden. Gedeeltelijk rijpen ze dan onderweg. Komen ze nog geheel onrijp hier aan dan moeten ze in speciaal daarvoor ingerichte ruimten narijpen (bij ± 30° C). Als zuigelingenvoedsel heeft de banaan langen tijd een goeden naam gehad. Wanneer we de samenstelling nagaan zien we echter wel dat het een eenzijdig voedsel is: 1,3% eiwit; 0,2% vet; 22,8% koolhydraten; 0,38% organische zuren; 74% vocht; verbrandingswaarde 1000 calorieën per kg. De gedroogde banaan bevat: 3,5% eiwit; 0,5% vet; 69% koolhydraten en 22,2% water; verbrandingswaarde 3000 calorieën per kg.
Vanwege haar gemakkelijke verteerbaarheid heeft ze als kindervoedsel zeker waarde. In de zon gedroogde bananen bevatten soms wel vitamine D, terwijl de versche banaan vitamine C bevat.