Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Prijspolitiek

betekenis & definitie

is het bewust beïnvloeden van prijzen, volgens bepaalde regels, hetzij door den verkooper speciaal ook monopolies, kartels (prijsafspraken, prijskartel) enz. hetzij door de overheid. Deze kan hierbij uitgaan van het belang der consumenten of der producenten, in die zin, dat de P. er tenopzichte van bepaalde producten op is gericht den laatsten een voldoende rendement te waarborgen.

Dit geschiedt meestal wanneer de overheid aan een bepaald product of een bepaalde bedrijfstak een verder strekkend belang hecht en in dit verband een voldoende rendement wil waarborgen (in Duitschland bijv. tenopzichte van de landbouw, waarvan de prijzen geheel van de internationale markt zijn losgemaakt, in Ned. o.a. speciaal voor tarwe door middel van garantieprijzen), in het algemeen ook als steun aan de binnenlandsche voortbrenging in de volle omvang.De middelen der P. zijn te onderscheiden in directe: maximum- en minimum-prijzen, garantie-prijzen, richtprijzen, en indirecte: invoerrechten, invoerverboden en contingenteeringen (zie:Handelspolitiek), valorisatie productiebeperking, enz.

Bij alle maatregelen in deze richting is behalve met de directeook met de indirecte uitwerking (stijgende kosten van het levensonderhoud en hoogere loonen = hoogere productiekosten, bij steun aan de prijzen van de eerste verbruiksgoederen, enz.) rekening te houden.

Maximum prijzen zijn vooral urgent wanneer door tijdelijke, plotselinge verstoring van het evenwicht tusschen vraag en aanbod, bijv. ingeval van oorlog, prijsopdrijving dreigt. Van belang is hierbij het probleem van de zgn. vervangingswaarde, d.w.z. de vraag of het verbod van prijsopdrijving of een eventueele maximumprijs, gebaseerd moet zijn op de inkoopprijzen van de betreffende aanwezige goederen of op de prijs die bij nieuwe inkoop zal moeten worden betaald. In het eerste geval is tenopzichte van de aanwen zige voorraad de normale (vroegere) winst mogelijk, maar kan het bij sterke prijsstijging in de groothandel voorkomen dat het op deze wijze beschikbaar komende bedrijfskapitaal onvoldoende is voor aanvulling van de voorraad in de zelfde omvang. In het tweede geval wordt op de aanwezige goederen een abnormale winst gemaakt, waarvan een deel ook op den duur behouden zal blijven daar bij latere prijsdaling in de groothandel de winkelprijzen niet direct volgen.

Algemeen prijsregelend optreden van de overheid zal moeten uitgaan van een „rechtvaardige prijs”, die den producent een normale vergoeding voor alle kosten en diensten en, wil het kapitalisme worden gehandhaafd een normale winst, waarborgt, waarmede het oude „justum pretium” wederom op de voorgrond komt, waarvan het vaststellen echter allerminst eenvoudig is.

Prijsstabilisatie valt meer binnen het kader der monetaire politiek (zie: Geldhervorming), waarbij gestreefd wordt naar een vaste waardeverhouding tusschen het geld en de voornaamste goederen. In een planmatige economie is het mogelijk door een combinatie van P. en loonpolitiek de verdeeling van goederen en diensten in sterke mate te beïnvloeden en te reguleeren. Behalve in de Sowjet-Unie, waar dit reeds in groote omvang geschiedt, zijn ook in de fascistische landen tendenzen werkzaam in de richting van het tot stand brengen van een gewenschte verhouding tusschen loonen en prijzen, waarbij de laatste steeds meer van de „wet van vraag en aanbod” worden losgemaakt en de productiekosten een domineerende factor blijven.