Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Emigratie

betekenis & definitie

Landverhuizing uit het land van oorsprong, vindt afgescheiden van politieke, religieuze en persoonlijke motieven plaats wanneer als gevolg van relatieve overbevolking (zie: Bevolking) voor bepaalde groepen de buitenlandsche arbeidsmarkt of de buitenlandsche mogelijkheden tot uitoefenen van beroep of bedrijf betere kansen bieden dan de binnenlandsche. Een scherpe begrenzing van het begrip ontbreekt.

De Ned. wet spreekt van E. als landverhuizing naar eenig land buiten Europa, anders dan in overheidsdienst en met uitzondering van de Ned. koloniën. Het algemeene spraakgebruik omvat ook de E. binnen Europa.

Als ventiel voor een tijdelijke overbevolking kan E. nuttig zijn en bovendien indien de emigranten belangrijke sommen van hun overgespaarde verdienste naar het vaderland overmaken een gunstige invloed op de betalingsbalans hebben. In enkele gevallen kan E. ook nieuwe internationale relaties scheppen.

Overmaken van gelden door emigranten vindt vooral plaats bij tijdelijke E., waarbij de emigranten hetzij periodiek, hetzij na langere tijd naar het vaderland terugkeeren om daar de overgespaarde verdienste te verteren.Een nadeel heeft E. indien deze door het afvloeien van vaak de meest energieke arbeidskrachten het land van oorsprong de basis voor een verdere ontwikkeling van de productiekrachten en een daarmede gepaard gaand hooger bevolkingsoptimum ontneemt. Dit nadeel kan nog verscherpt worden door E. van min of meer kapitaalkrachtige personen, waardoor voor het land van oorsprong tevens kapitaal verloren gaat. In verband met deze tegengestelde aspecten van E. wordt deze, al naar de omstandigheden, in verschillende landen van regeeringswege belemmerd of bevorderd.

Vóór 1914 had in Europa E. op groote schaal plaats, in de eerste plaats naar overzeesche gebieden (Noord- en Zuid-Amerika), maar ook binnen Europa, waardoor bijv. in sommige landen bepaalde beroepen (in Zwitserland bijv. de bouwvakken, bij ons vooral schoorsteenvegers) geheel in handen van Italianen waren. Voor Ned. wordt het aantal overzeesche Emigranten (de Ned. Koloniën niet medegerekend) vóór 1914 geschat op ± 10.000 per jaar. Na 1914 zijn over het algemeen de mogelijkheden voor E. sterk ingekrompen door gewijzigde politieke verhoudingen en de gedurende de oorlog sterk voortgeschreden ontwikkeling van de landen waarheen vroeger E. plaats had, waardoor de behoefte aan vreemde arbeidskrachten aanmerkelijk minder werd. De crisis na 1929, heeft hier en daar zelfs geleid tot een omgekeerde beweging, doordat vele vroegere emigranten naar hun vaderland terugkeerden. In de meeste landen zijn voor 1914 maatregelen genomen om vooral de weinig ontwikkelde emigranten te beschermen tegen onverantwoordelijke propaganda en voorlichting door belanghebbende transportondernemingen en hun agenten, positieve voorlichting of leiding te geven en toezicht op het transport der emigranten en transmigranten uit te oefenen.

Bij omvangrijke E. naar bepaalde gebieden is deze bemoeiing ook wel tot toezicht en hulpverleening in het land van bestemming uitgebreid. In Ned. wordt als officieus centraal orgaan voor advies inzake E. de „Stichting Landverhuizing Nederland” te ’s Gravenhage erkend. Transmigratie, het passeeren van een land door landverhuizers o.a. ter inscheping is anders dan voor de betreffende vervoermaatschappijen van geen bijzonder belang.

Wet.: Landverhuizingswet 1936.

Lit.: A. Winsemius, Economische aspecten der internationale migratie, 1939 ; L’émigration dans ses différents formes (conf. éc. int.-B.I.T. 1927) ; La réglementation des migrations, B.I.T. 1928/29 ; Les travailleurs migrants, Recrutement, placement et conditions de travail, id. 1936 ; La coopération internationale technique et financière en matière de migrations colonisatrices, id. 1938 ; Recrutement, placement et conditions de travail des travailleurs migrants, rapport de la Conf. int. du travail, le discussion 1938, 2e discussion 1939 B. I. T. ; ook Arbeidsbemiddeling, lit.: 1, 3,