Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Spijsoffer

betekenis & definitie

Daarvoor wordt slechts een en hetzelfde woord gebruikt en dat meer dan zestig maal voorkomt in het Oude Testament. De eerste beteekenis van dit woord (minchah) is geschenk en wordt in dezen zin gebruikt in Gen. 32 : 13.

Doch vooral wordt het dan gebezigd in de beteekenis van een geschenk aan God, een offer (Gen. 4 : 3). Het komt als zoodanig o.a. voor in 1 Sam. 2 : 17 en 26 : 19 en heet daar reeds een spijsoffer.

Doch het is de naam voor het onbloedig spijs- en drankoffer dat bij het slachtoffer werd gebracht, maar niet vaak zelfstandig voorkwam. Zoo vinden wij de wet van het spijsoffer in Lev. 2 : 1—15.

Zoo wordt het in eenen adem' genoemd met het bloedig offer en alzoo hebben wij in Ps. 40 : 7 de saamvoeging van bloedig en onbloedig offer: Gij hebt geenen lust gehad aan slacht- en spijsoffer; eveneens de verbinding van spijs- en drankoffer (Joël 1 : 9). Ditzelfde woord wordt ook nog gebruikt voor tribuut, schatting (2 Sam. 8 : 2, 6; 2 Kon. 17:4; Ps. 72 : 10; in alle deze plaatsen is het vertaald door geschenk).Het eigenlijke spijsoffer bestond uit koren als korrels, of als geroosterde aren, en uit meel; in beide gevallen moest het offer met olie zijn begoten en wierook er aan toegevoegd worden. Ook kon het bestaan uit brooden op drieërlei wijze toebereid: gebakken in den oven; in een pan toebereid uit fijn meel met olie gekneed, lichtjes geroosterd (Lev. 2 : 5) en in een ketel, weer meel met olie toebereid, gekookt (Lev. 2:7). Zulk een spijsoffer, hoe het dan ook ware toebereid, moest met zout gezouten zijn. Het spijsoffer werd of zelfstandig gebracht of in verband met brand- en slachtoffers (Num. 15 : 1—12 en Num. 28 en 29: wetten van het dagelijksche brandoffer met spijs- en brandoffer, en wetten omtrent het sabbatoffer, dat van de nieuwe maand en van de hooge feesten). De hoeveelheid meel en olie en wijn van het drankoffer hield verband met het aantal brand- en slachtofferdieren (Num. 15 : 4 12).

De priester moest bij het brengen van het spijsoffer een handvol meel nemen dat met olie overgoten was en alle wierook dat bij het offer behoorde verbranden op het altaar. Van op onderscheiden wijze toebereide koeken moest hij van elk soort een nemen en op het altaar verbranden, de rest viel hem ten deel en het meel gedrenkt met olie, zonder zuurdeeg gebakken, mocht door hem in den voorhof worden gegeten (Lev. 6 : 14v.v.). Dit voorschrift geldt niet slechts met het oog op zelfstandig gebrachte spijsoffers maar evengoed voor die welke in verbinding met de bovengenoemde offeranden werden gebracht (Lev. 9 : 17). Er zijn geen afzonderlijke voorschriften hoe te handelen met het drankoffer en den wijn daarbij geplengd.

De hoofdbestanddeelen van het spijs- en drankoffer zijn meel, brood en wijn, alzoo hetgeen vertegenwoordigt de gewone dagelijksche spijs en drank. Zij beelden af wat Israël den Heere heeft te bieden in zijn geestelijk leven. Vruchten der dankbaarheid! Het leven in goede werken naar Gods Wet. De offeraar mag er van eten op de heilige plaats; de geloovige mag genieten met dankbaarheid van de vruchten des geloofs en derhalve smaken het beginsel der eeuwige vreugde.

De Leidsche vertaling gebruikt het woord meeloper voor spijsoffer, gelijk ook de Duitsche vertalingen doen.

< >