Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Spijkerschrift

betekenis & definitie

De ontcijfering van het spijkerschrift heeft een aanvang genomen in het begin der vorige eeuw. Reeds lang tevoren had dit schrift de aandacht getrokken door zijn eigenaardigen vorm.

Europeanen, die in Perzië reisden, staarden met verwondering de inscripties aan, die op rotsen en bouwwerken waren aangebracht, — inscripties, waar ze niets van verstonden, maar die vooral hierdoor opvielen, dat de teekens waren samengesteld uit spijkervormige figuurtjes. Met het oog op dezen ongewonen vorm sprak men van spijkerschrift, en men is dit blijven doen tot op dezen dag.Toch weten we thans, dat deze spijkervorm iets bijkomstigs is. We kennen er de geboortegeschiedenis van. De oudste Sumerische opschriften hebben den spijkervorm niet. Zij vertoonen geen spijkerschrift, maar lijnschrift. Een huis, een mensch, een ster en andere voorwerpen zijn in eenvoudige lijnen afgebeeld op hard materiaal. En zoolang men enkel hard materiaal gebruikte, bleef het bij zulke lijnfiguren.

Maar toen de practijk van het schrijven steeds toenam, begon men (zeker niet later dan 2600 v. C.) ook zacht materiaal te gebruiken. Men ging schrijven op tafeltjes van klei, — een materiaal, dat men in het vruchtbare Babylonische land overal bij de hand had. En wat gebeurde er toen? Als men de schrijfstift in het zachte materiaal zette, dan trok men onwillekeurig lijnen met een spijkerachtigen kop. Zoo is het spijkerschrift ontstaan. En deze spijkers kwamen later zoo zeer in de mode, dat men ze ook op hard materiaal aan bracht. Wie wel eens in een museum de steenen stierkolossen uit Assyrië heeft bekeken, kan er zich een voorstelling van maken, hoe de steenhouwers moeizaam de spijkerfiguren in de steenen lichamen der kolossen hebben gebeiteld.

Dus, — de spijkervorm was maar iets bijkomstigs. Wat was dan de innerlijke aard van dit oude Sumerische schrift, dat door de Akkadiërs en de Assyriërs is overgenomen? Hier moeten we eerst een andere vraagstellen. Toen de menschen begonnen te schrijven, wat hebben ze toen trachten weer te geven: de dingen zelf, die ze zagen, of de namen der dingen, die ze hoorden? De eerste manier van schrijven noemt men ideografisch, de tweede fonetisch. Het is aannemelijk, dat de menschen met de eerste manier zijn begonnen. Maar ze hebben die al spoedig met de tweede vermengd. Dat ging op de manier van onze rebussen.

De hemel b.v. heet in het Sumerisch an. Het ideografische teeken hiervoor was een ster. Maar men ging dit teeken ook gebruiken als bestanddeel van ieder woord, waar toevallig een lettergreep an in voorkwam, en daardoor werd het een fonetisch teeken. De zaak werd nog ingewikkelder, toen de Akkadiërs het schrift van de Sumeriërs overnamen. Een land en een berg heeten in het Sumerisch allebei kur. Het teeken hiervoor was een heel eenvoudig berglandschap.

Maar in het Akkadisch heet een land mat en een berg sad. Men ging nu het teeken gebruiken voor elke mogelijke lettergreep kur of mat of sad, b.v. in de Akkadische woorden bu-kur eerstgeborene, a-mat bevel en ka-sad veroveren. Was men bang, dat het verkeerd begrepen zou worden, dan kon men de drie genoemde lettergrepen elk door samenvoeging van twee teekens uitdrukken: ku ur, ma-at, sa-ad. Zoo kreeg men een menigte lettergreepteekens, die door de Assyriologen onderscheiden worden in enkelvoudige en samengestelde. De enkelvoudige drukken één medeklinker uit en de samengestelde twee (zie bovenstaande voorbeelden). Maar ze drukken tevens een klinker uit.

Hierin onderscheidt zich het Babylonisch-Assyrische schrift van het Egyptische (zie art. Hiëroglyfen). Doch evenals in Egypte gebruikte men alles door elkaar. Het spijkerschrift is een mengsel van ideografische teekens, enkelvoudige en samengestelde lettergreepteekens. Maar een oningewijde heeft hierin geen erg. Hij ziet enkel den wirwar van spijkerachtige figuren.

Het gebruik van het spijkerschrift is niet beperkt gebleven tot Babylonië en Assyrië. Het heeft zich uitgebreid over een groot deel van de oude cultuurwereld. Dit werd eensdeels hierdoor veroorzaakt, dat de Akkadische of Babylonisch-Assyrische taal de positie kreeg van internationale verkeerstaal. Zelfs in Egypte werd ze als diplomatieke taal gebruikt, zooals blijkt uit de kleitafels van El-Amarna. Omstreeks 1400 v. C. correspondeerde de Egyptische regeering met hare Aziatische bondgenooten en vazallen in het Akkadisch, en gebruikte daarbij natuurlijk het spijkerschrift. Ook de vorsten van de kleine rijkjes in Kanaän en omgeving hadden aan hun hof menschen, die deze taal en dit schrift kenden.

Daarenboven kreeg het spijkerschrift nog uitbreiding, doordat verschillende volken het pasklaar maakten voor hun eigen taal. We hebben reeds opgemerkt, dat de Akkadiërs en de Assyriers het overnamen van de Sumeriërs. Ongeveer even vlug als de Akkadiërs waren de Elamieten erbij. Al heel vroeg (zeker niet later dan 2400 v. C.) begonnen ze voor hunne taal het spijkerschrift te gebruiken. Maar ze hebben het zeer vereenvoudigd, doordat ze bijna uitsluitend enkelvoudige lettergreepteekens gebruikten.

Van de andere oude volken, die voor hunne taal spijkerschrift bezigden, moeten vooral de Hethieten en de Perzen genoemd worden. Onder alle soorten van spijkerschrift is het Perzische het eenvoudigste.

Wanneer wij tegenwoordig over spijkerschrift spreken, denken we voornamelijk aan het Babylonisch-Assyrische. Maar de ontcijfering is, nu ruim eene eeuw geleden, begonnen met het Perzische. In 1802 gelukte het aan Grotefend, een leeraar te Göttingen, de juiste lezing van negen Perzische teekens vast te stellen. Ruim dertig jaar later kwam een Engelsch officier in Perzië, Rawlinson, een goed stuk verder. Nog een aantal andere geleerden hebben meegewerkt aan de ontcijfering van het Perzische spijkerschrift, dat 39 teekens telde. Als grondslag dienden de opschriften der heerschers van het Perzische wereldrijk. Deze inscripties waren in drie talen opgesteld: Perzisch, Elamietisch (maar zeer verschillend van het Oud-Elamietisch, waarvan hierboven sprake was) en Babylonisch-Assyrisch.

De ontcijfering van het Babylonisch-Assyrische spijkerschrift heeft ontzaglijk veel moeite gekost. Het is veel ingewikkelder dan het Perzische of zelfs het Elamietische. Eene lijst van de meest gebruikelijke Babylonisch-Assyrische teekens telt ruim 300 nummers. Belangrijke resultaten werden in 1846 en later door den Engelschen predikant Hincks bereikt. Vele andere geleerden droegen iets tot de ontcijfering bij. Maar de buitenwereld stond er sceptisch tegenover.

Totdat het in 1869 en 1872 den Duitschen hoogleeraar Schräder gelukte de tegensprekers te overtuigen van de soliditeit der verkregen resultaten. Intusschen waren door de opgravingen in Assyrië talrijke inscripties aan het licht gebracht. Latere opgravingen, vooral ook in Babylonië en Klein-Azië, hebben het ons bekende materiaal zeer vermeerderd. En de vermeerdering duurt nog maar altoos voort.